Volgens advocaat-generaal Kokott kan de gezinshereniging van echtparen waarvan beide partners derdelanders zijn, in beginsel ervan afhankelijk worden gesteld dat degene die zich bij zijn echtgenoot wil voegen, met goed gevolg een examen over taal- en maatschappijkennis aflegt. In geval van onredelijkheid of van bijzondere omstandigheden moet evenwel in individuele gevallen vrijstelling van het examen mogelijk zijn. Bovendien mogen de eventuele kosten van het examen niet dermate hoog zijn dat zij een belemmering voor de uitoefening van het recht op gezinshereniging vormen.
En met name op dit laatste punt wringt in Nederland de schoen. De kosten van het inburgeringsexamen bedragen namelijk 350 EUR. Voor het gezinslid dat zich bij de gezinshereniger wil voegen, kunnen deze kosten een belemmering vormen om zijn recht op gezinshereniging uit te oefenen. Kosten ter hoogte van 350 EUR kunnen in grote delen van de wereld vanwege het gemiddelde inkomen per inwoner aldaar een aanzienlijke financiële belasting betekenen. Bijgevolg kunnen deze kosten in individuele gevallen een onevenredige belemmering vormen die afbreuk doet aan het met de richtlijn gezinshereniging nagestreefde doel en aan het nuttig effect van die richtlijn, temeer daar het examengeld bij iedere nieuwe poging opnieuw dient te worden betaald. In dergelijke gevallen zou de oplossing kunnen liggen in vrijstelling of uitstel van betaling van deze kosten. Of en in hoeverre dit naar Nederlands recht mogelijk is, zal de Raad van State moeten onderzoeken, aldus advocaat-generaal Kokott.
De Europese Commissie heeft aangekondigd Nederland in deze zaak in gebreke te stellen.
Bronnen: conclusie advocaat-generaal; perscommuniqué nr. 34/15; informatie minister Asscher aan Tweede Kamer