De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 11 januari 2016 voor het eerst beslist dat de hoogte van een boete zo moet worden vastgesteld, dat een bijstandsgerechtigde deze binnen een redelijke termijn kan betalen (CRvB 11 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:12). De CRvB gaat daarbij uit van een maximale termijn van twee jaar waarin de bijstandsgerechtigde de boete kan betalen. De CRvB is als het gaat om de bijstand het hoogste rechtsprekende orgaan.
Heeft de sociale dienst uw cliënt op grond van de Participatiewet een boete opgelegd, dan is er een kans dat hij met succes beroep kan doen op deze uitspraak van de CRvB. Kans op verlaging van de boete bestaat met name als er nog bezwaar of beroep tegen de boete kan worden aangetekend (of al er nog een bezwaar of beroep aanhangig is). Kan er daarentegen geen bezwaar of beroep meer worden aangetekend en is er geen bezwaar of beroep aanhangig, dan heeft een beroep op de uitspraak van de CRvB weinig kans van slagen. In dat geval kan uw cliënt de sociale dienst namelijk alleen nog maar vragen om het boetebesluit te herzien, maar de sociale dienst zal zo’n herzieningsbesluit afwijzen. Voor een geslaagd herzieningsverzoek is namelijk vereist dat er nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden worden aangevoerd. De uitspraak van de CRvB is geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid (zie onder meer CRvB 9 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO7446).