De woninghypotheken namen wel toe, maar veel minder dan in de afgelopen kwartalen. Het statistiekbureau constateerde ook dat de spaartegoeden en andere deposito’s in de verslagperiode met 7,4 miljard euro zijn toegenomen. Een jaar eerder was de stijging nog 1,8 miljard. Per saldo verkochten huishoudens in het eerste kwartaal voor 6 miljard aan aandelen. Ook dit droeg bij aan de stijging van de spaartegoeden.
Volgens het CBS dikte het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens in het eerste kwartaal van het jaar met 2,4 procent aan. Een belangrijke factor bij deze inkomensgroei was het gestegen aantal werknemersbanen en gewerkte uren. Het statistiekbureau merkt daarbij op dat op basis van deze cijfers geen uitspraak kan worden gedaan over de verdeling van de inkomensontwikkeling over de verschillende huishoudensgroepen.
De consumptieve bestedingen waren in de verslagperiode, gecorrigeerd voor prijsstijgingen, 0,7 procent hoger dan een jaar eerder. Het deel van het beschikbaar inkomen dat overblijft na consumptie vormt de individuele besparingen, aldus het CBS. Deze bedroegen in het eerste kwartaal 4,5 miljard. Dat is 1,8 miljard meer dan een jaar eerder.