Als er beslag wordt gelegd op loon of uitkering, geldt de wettelijke bescherming van de beslagvrije voet. Dat is het deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd, zodat er geld beschikbaar blijft voor het eerste levensonderhoud. Bij een beslag op een bankrekening geldt dit echter niet. Daardoor kunnen schuldeisers het inkomen dat overblijft na toepassing van de beslagvrije voet (bij loonbeslag) alsnog invorderen via een beslag op de bankrekening. Dit ondergraaft de werking van de beslagvrije voet. Daarom riep de ombudsman het ministerie van Financiën al eerder op om met een oplossing te komen voor mensen met problematische schulden die door een bankbeslag in een neerwaartse spiraal komen.
Reinier van Zutphen: ‘Voor mensen met schulden is het belangrijk dat er een duidelijke, simpele regeling komt voor het garanderen van een beslagvrij bedrag bij bankbeslag. Daarin voorziet dit voorstel.’
Zorg over termijnen
Wel geeft de ombudsman de staatssecretaris een zorgpunt mee. Hij vraagt in zijn brief aandacht voor de termijn waarbinnen banken deurwaarders moeten informeren over het banksaldo na het leggen van bankbeslag. In het wetsvoorstel is nu voorzien in een termijn van twee weken, maar een verlenging naar vier weken is mogelijk. De ombudsman pleit ervoor dat die verlenging alleen onder zeer strikte voorwaarden mogelijk mag zijn.
Wat vooraf ging
Het respecteren van de beslagvrije voet is een onderwerp dat al langer de aandacht heeft van de Nationale ombudsman. Begin 2017 organiseerde hij een bijeenkomst waar de Belastingdienst, CJIB, DUO, LBIO, SVB en UWV met elkaar afspraken om de beslagvrije voet bij bankbeslag ‘informeel’ te respecteren. Ook al hoeven zij dit nog niet, omdat het nog niet in de wet is vastgelegd.
Ook riep hij de staatssecretaris van SZW op om de beslagvrije voet ook bij bankbeslag wettelijk te regelen. Inmiddels onderschrijft het kabinet de noodzaak daarvan.