Dat blijkt uit een onderzoek van de Algemene Rekenkamer, waarbij de gegevens zijn geanalyseerd van 7 miljoen huishoudens die in de periode van 2012 tot en met 2017 toeslagen ontvingen voor huur, zorg, kinderopvang en/of kindgebonden budget. Voor het eerst zijn zo per huishouden de effecten van terugvorderingen van te veel ontvangen toeslagen in beeld gebracht. Ook keek de Rekenkamer naar de inkomensgegevens van de huishoudens in het onderzoek. Dit lukte voor 5,6 van de 7 miljoen huishoudens.
Hierdoor is voor het eerst duidelijk hoe hoogte en duur van ontstane toeslagschulden samenhangen met samenstelling en inkomen van het huishouden. Daaruit blijkt dat huishoudens met kinderen, en met name eenoudergezinnen, het vaakst en het langst met toeslagschulden kampen.

Voorschotten

Collegelid van de Algemene Rekenkamer Ewout Irrgang zegt: “Uit ons onderzoek blijkt dat de meeste huishoudens toeslagschulden relatief snel weer kunnen terugbetalen. Er is echter ook een groep van enkele honderdduizenden huishoudens die langdurig te maken heeft met toeslagschulden.”
Daarnaast wijst het collegelid erop dat de systematiek achter de toeslagen het voor huishoudens ook moeilijker maakt om hun financiële situatie goed te overzien. Er wordt gewerkt met voorschotten, die al lopende het jaar kunnen wijzigen. “Dit leidt ertoe dat huishoudens vaak meer geld ontvangen dan waar ze recht op hebben, dat ze soms jaren later weer terug moeten betalen. In de zes jaar die we onderzochten, van 2012 tot en met 2017, zagen we dat de 7 miljoen huishoudens te maken kregen met 23 miljoen terugvorderingen.”

Uit het onderzoek blijkt ook dat in de onderzochte periode bijna driekwart van de 9 miljoen mensen die toeslagen ontvangen (deze 9 miljoen mensen vormen samen 7 miljoen huishoudens) minstens één keer te maken kreeg met verlaging van een toeslag. Dat gebeurt bijvoorbeeld als iemand meer gaat verdienen, als kinderen het huis uit gaan, als iemand trouwt of gaat samenwonen.
Van 2012 tot en met 2017 verlaagde de Belastingdienst toeslagen 27,6 miljoen keer. Dit leidde in bijna 23 miljoen gevallen tot een terugvordering. Voor 62% van alle huishoudens die toeslagen moeten terugbetalen gaat het om één terugvordering tegelijk. Maar daartegenover staat dat er bij 616.000 huishoudens (9%) 4 of meer terugvorderingen tegelijk liepen.

Aantal en hoogte terugvorderingen lijken te dalen

De Algemene Rekenkamer bekeek of het in 2012 ingezette beleid van het kabinet om aantal en hoogte van de terugvorderingen te verminderen werkt. Daarbij is specifiek gekeken naar alle mensen die toeslagen hebben moeten terugbetalen. Dat zijn er elk jaar ongeveer 3 miljoen. De conclusie is dat tot 2015 het aantal en de hoogte van de terugvorderingen opliepen. In 2016 en 2017 is die ontwikkeling gekeerd. Maar of dit doorzet, kan pas worden vastgesteld als de toeslagen over 2017 definitief zijn gemaakt (nu is 89% definitief).

De Algemene Rekenkamer plaatst een kanttekening bij het streven van het kabinet naar minder terugvorderingen hoger dan € 500. ‘In het hanteren van een absoluut bedrag als grens, schuilt het gevaar dat de aanpak van toeslagschulden zich niet (alleen) op de meest problematische situaties richt.’ Het onderzoek leert dat in totaal 2,6 miljoen huishoudens (36%) gemiddeld meer dan € 500 moesten terugbetalen. Maar voor huishoudens met hoge inkomens zijn zulke terugvorderingen makkelijker te dragen dan voor huishoudens met lage inkomens. Het onderzoek laat dan ook zien dat huishoudens met hoge inkomens toeslagschulden, ook hoge, snel terugbetalen.

De Algemene Rekenkamer doet het kabinet hierom de aanbeveling toeslagschulden te bekijken vanuit het perspectief van de huishoudens, de tijd die het duurt om ze terug te betalen en het beslag dat ze leggen op het huishoudinkomen. Uit het onderzoek blijkt dat bij 6 van de 10 huishoudens toeslagschulden hoger zijn dan 10% van hun maandinkomen.