56 procent van de eerste- en tweedejaarsstudenten blijft thuis wonen. Zij vallen onder het nieuwe studiefinancieringsstelsel dat in september 2015 werd ingevoerd, het studievoorschot. Uit het vorige Nibud-onderzoek (in het voorjaar van 2015) bleek dat 39 procent van de eerste- en tweedejaars bij hun ouders woonde. Het valt het Nibud op dat studenten het hebben van een studieschuld minder als een financieel probleem ervaren. In 2015 ervaarde nog bijna 30 procent het hebben van een studieschuld als een financieel probleem, nu is dat 12 procent.
Studenten lenen twee keer zo vaak
Als gevolg van de invoering van het studievoorschot zijn twee keer zoveel studenten gaan lenen. Van de eerste- en tweedejaars in het studiejaar 2015 had 30 procent een rentedragende lening. Van de huidige eerste- en tweedejaars is dat 62 procent.
Het Nibud ziet dat het studievoorschot en de huidige lage rente het voor studenten vanzelfsprekend lijken te maken om geld te lenen. Ook doen zij vaker een beroep op hun ouders. Ze blijven vaker thuis wonen en krijgen vaker een financiële bijdrage van hen. Er zijn niet meer studenten gaan werken, maar de studenten die werken, maken wel meer uren dan in 2015.
Het Nibud ziet dat de groep studenten die de hoogte van de lening bepaalt door het benodigde bedrag precies uit te rekenen, is gegroeid van 21 naar 30 procent.
Lenen is normaal
73 procent van de ondervraagde studenten heeft een studieschuld. Dit zijn zowel de studenten die nu nog onder het oude stelsel vallen als de studenten die een studievoorschot hebben geleend. Studenten hebben vaak meerdere motieven om te lenen. 60 procent van hen leent om de noodzakelijke lasten te kunnen betalen. Ook leent bijna de helft omdat hun ouders niet of onvoldoende (kunnen) bijdragen. Voor 44 procent van de studenten met een studieschuld zijn de gunstige leenvoorwaarden een belangrijke reden om te lenen.
De studenten van nu groeien op met het idee dat lenen heel normaal is. Als zij bewust kijken hoeveel zij nodig hebben voor hun studie en goed beseffen dat de lening een schuld is, hoeft lenen geen probleem te zijn.
Op dit moment leent ruim een kwart van de studenten met een studievoorschot het maximale bedrag zonder te kijken of dit het bedrag is dat zij daadwerkelijk nodig hebben. Het Nibud vindt dat dit tot onnodig hoge schulden kan leiden en pleit ervoor dat studenten goed kijken welk bedrag zij moeten lenen. De rekenhulp Bereken studiefinanciering op de website van DUO is hiervoor een goed hulpmiddel.
Kennis over renteregels beperkt
Het Nibud heeft de studenten 9 stellingen over de regels rondom de studieschuld voorgelegd. Slechts 4 procent heeft deze stellingen allemaal juist beantwoord. Driekwart van de studenten had meer dan de helft goed.
Een meerderheid van 64 procent weet dat een hypotheekverstrekker rekening houdt met de studieschuld en dat deze consequenties heeft voor de maximale hypotheek die zij kunnen krijgen. De studenten weten het minst goed dat ze vanaf het moment dat ze studieschuld opbouwen eveneens elk jaar rente opbouwen (39 procent). Ook weten ze niet dat de rente na afloop van hun studie niet elk jaar verandert, maar één keer per vijf jaar (45 procent).
Op dit moment is die rente verwaarloosbaar, maar het rentepercentage van 0 staat niet vast. Het Nibud vermoedt dat meer duidelijkheid, voorlichting en begeleiding van ouders en professionals de student kunnen helpen om zich bewuster te zijn van de gevolgen van lenen. Daarnaast kan het voor studenten lonen om te onderzoeken of er andere mogelijkheden zijn om inkomsten te vergaren.
1 op de 10 studenten heeft een financieel probleem
Van de eerste- en tweedejaars studenten vindt 10 procent zelf dat hij een financieel probleem heeft. In 2015 was dit 15 procent. Studenten met een studieschuld ervaarden toen vaker een financieel probleem dan studenten zonder studieschuld. Deze samenhang ziet het Nibud nu niet meer terug. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het hebben van een studieschuld met de invoering van het studievoorschot normaler is geworden en daarmee is het hebben van een studieschuld minder dan toen een indicatie voor het hebben van financiële problemen.
Studenten met een andersoortige schuld (betalingsachterstand, roodstand) vinden wel vaker dat ze een financieel probleem hebben dan studenten met een studieschuld.
Een zesde van de studenten geeft aan dat zij hulp kunnen gebruiken op het gebied van geldzaken. Deze studenten hebben hogere uitgaven, komen moeilijker rond en hebben vaker geld tekort, betalingsachterstanden of roodstand. In 90 procent van de gevallen zijn ouders de belangrijkste bron voor hulp.
54 procent spaart met geld van DUO
De meeste studenten vinden het belangrijk om geld achter de hand te hebben. 65 procent spaart zelf, voor 20 procent van de studenten geldt dat zij zelf sparen en dat hun ouders (of anderen) ook nog voor hen sparen. Ruim 10 procent spaart niet. Meer dan de helft van de spaarders spaart deels van het bij DUO geleende geld.
De redenen hiervoor zijn divers:
- 43 procent spaart om reserves te hebben na afloop van de studie.
- 15 procent legt geld opzij voor de aankoop van een huis.
- Bijna twee vijfde spaart omdat de rente op de lening zo laag is.
Onder eerste- en tweedejaars studenten zien we dat in 2015 38 procent spaart om na de studie geld achter de hand te hebben tegen 48 procent in 2017.
Gemiddeld sparen studenten 146 euro per maand. Het Nibud vindt het risicovol dat studenten geld lenen om te sparen omdat de studieschuld ook hierdoor hoger dan noodzakelijk wordt.