Tienduizenden huishoudens met schulden houden te weinig geld over om van te leven. Deurwaarders en bepaalde overheidsinstanties kunnen op het inkomen van mensen met schulden beslag leggen, maar zij moeten er ook altijd voor zorgen dat er een basisbudget overblijft om zaken als voedsel, kleding en onderdak van te betalen. Op dat basisbudget (beslagvrije voet) mag geen beslag worden gelegd. Bij de berekening van de hoogte van dat beslagvrije bedrag gaat het vaak mis, waardoor tienduizenden huishoudens te weinig overhouden.
Met het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet willen staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie dat de beslagvrije voet beter wordt vastgesteld en gehandhaafd. De ministerraad heeft hiermee ingestemd.
Nu is de hoogte van de beslagvrije voet afhankelijk van een aantal factoren, zoals de hoogte van de huur, van toeslagen en het inkomen. Dat gaat vaak mis. Schuldenaren reageren vaak niet op verzoeken om informatie. Bovendien werken schuldeisers vaak langs elkaar heen. Zo kan de Belastingdienst toeslagen terug vorderen terwijl een deurwaarder tegelijkertijd beslag legt op inkomen.
Als de nieuwe wet in werking treedt, kan een deurwaarder op een eenvoudigere manier de benodigde gegevens voor de berekening van de beslagvrije voet achterhalen. Hij hoeft daarvoor alleen nog maar te weten hoe hoog het inkomen is van de schuldenaar en wat de leefsituatie is (met hoeveel mensen hij een huishouden deelt). Latere beslagleggers op hetzelfde inkomen moeten zich voegen naar deze berekening. Verschillende beslagleggers, zowel overheidsinstanties als particulieren, moeten rekening houden met elkaars beslagen.
Zo moet de wet er voor zorgen dat de beslagvrije voet beter wordt vastgesteld en dat elke beslaglegger hier rekening mee houdt.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Bron: rijksoverheid.nl