Als iemand in de bijstand een huishouden deelt en zorg verleent aan een zus, broer, opa of oma, wordt diegene toch niet gekort op zijn uitkering. Hoewel de regeling voor zogenoemde ’tweedegraads bloedverwanten’ afwijkt van de regeling voor bijvoorbeeld gehuwden, wil de Eerste Kamer dat de uitzondering in stand blijft.
De senaat stemde daar dinsdag over na een ingewikkeld debat met de huidige staatssecretaris van Sociale Zaken, Tamara van Ark, die volgende maand minister van Medische Zorg wordt.
De Hoge Raad oordeelde enkele jaren geleden dat het onderscheid in de Participatiewet tussen samenwonende stellen waarvan een persoon een langdurige zorgvraag heeft en samenwonende familieleden discriminerend is. Een man die voor zijn vrouw zorgt wordt gekort op zijn bijstand als ze beiden een uitkering hebben en samenwonen, maar bij grootouders en kleinkinderen en broers en zussen is dit niet het geval.
Organisaties waaronder Landelijke Cliëntenraad en vakbond FNV pleiten er juist voor alle huishoudens uit te zonderen van de kostendelersnorm, die inhoudt dat volwassenen in een huishouden worden gekort op hun uitkering omdat ze de kosten voor het huishouden delen. De Centrale Raad van Beroep deed al eerder zo’n oproep en veel oppositiepartijen lijken zich daarin te vinden.
De voltallige oppositie stemde tegen in de Eerste Kamer. De coalitie bezet slechts een minderheid van de 75 zetels in de senaat, dus werd het wetsvoorstel weggestemd. In het debat vorige week hield Van Ark voet bij stuk: het opheffen van de uitzonderingspositie is voor haar de enige manier om een einde te maken aan het onderscheid in de wet.