Bijna 4,1 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast de eerder genoemde werklozen ging het om bijna 3,8 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand afgenomen. UWV registreerde eind november 267 duizend lopende WW-uitkeringen.

Werkloosheidsindicator

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In november waren er 326 duizend werklozen, dat komt neer op 3,5 procent van de beroepsbevolking. Hiermee is het percentage lager dan het niveau vlak voor de crisis, eind 2008. Toen was 3,6 procent van de beroepsbevolking werkloos.

UWV: Aantal WW-uitkeringen daalt gestaag verder

Eind november 2018 verstrekte UWV 267 duizend lopende WW-uitkeringen. Omdat een persoon meerdere WW-uitkeringen kan ontvangen, ligt het aantal personen met een WW-uitkering net iets lager; dit cijfer komt uit op 259 duizend. Het aantal WW-uitkeringen daalde in november 2018 met ruim 2 duizend uitkeringen (-0,9 procent) ten opzichte van oktober 2018. Op jaarbasis daalt de WW met 70 duizend WW-uitkeringen (-20,9 procent).

UWV: Instroom daalt voor alle beroepsklassen en vrijwel alle sectoren

De WW kenmerkt zich door een grote dynamiek, maandelijks worden er tienduizenden nieuwe uitkeringen toegekend en bestaande beëindigd. Van januari tot en met november 2018 verstrekte UWV 311 duizend nieuwe WW-uitkeringen, een afname van 14,1 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2017. In alle beroepsklassen neemt de instroom van nieuwe WW-uitkeringen af ten opzichte van de eerste elf maanden van vorig jaar. De procentuele daling was het scherpst voor technische beroepen (-20,6 procent) en pedagogische beroepen (-20,5 procent). Bij de sectoren is er vooral een flinke daling in de financiële dienstverlening (-28,5 procent) en bouwnijverheid (-27,6 procent).

Arbeidsparticipatie naar recordhoogte

Waar het werkloosheidspercentage op een nieuw laagste punt uitkomt, is de arbeidsparticipatie juist gestegen tot een nieuw hoogtepunt. Bij het begin van de crisis was 68,3 procent van de bevolking aan het werk. In november is de nettoarbeidsparticipatie iets hoger met 68,4 procent en dat is ook direct het hoogste niveau sinds het begin van de meting bijna vijftig jaar geleden. Bovendien neemt niet alleen het aantal werkenden toe, ook werken zij meer uren per week.

Onbenut arbeidspotentieel

Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie). Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. Het gaat om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.

De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (derde kwartaal 2018). Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het derde kwartaal van 2018 uit bijna 1,1 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog bijna 1,3 miljoen. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie.