Om armoede te definiëren hanteert het SCP het zogenoemde ‘niet-veel-maar-toereikend-criterium’, gebaseerd op de minimale kosten van wonen, voeding, kleding en verzekeringen, plus nog een klein bedrag voor ontspanning en sociale activiteiten. In 2014 was de norm voor een alleenstaande 1063 euro per maand.
Volgens staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,,verdient armoede onder werkenden onze aandacht”. Daarom verlaagt het kabinet per 1 januari 2019 de belastingen voor mensen die werken en een laag inkomen hebben. Zo houden zij meer over in hun portemonnee, aldus Van Ark. Ook gaat het kabinet kwetsbare zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) beter beschermen om zo het risico op armoede onder deze groep te beperken.
Vakbond FNV noemt de ontwikkelingen ,,uitermate zorgelijk”. Volgens de bond is de flexibilisering doorgeslagen. ,,Vooral de hoge armoede onder oproepkrachten en werknemers zonder vaste uren vallen op, net als de groei van het aantal zzp’ers met een te laag uurtarief”, reageert vicevoorzitter Tuur Elzinga.
Sinds 1990 is het aandeel werkende armen gestaag toegenomen. Tussen 2001 en 2014 steeg het aandeel van 3,1 procent naar 4,6 procent. ,,In die periode is de teruglopende koopkracht van werknemers door de achterblijvende loonontwikkeling vermoedelijk de belangrijkste reden dat het aandeel werkende armen toenam. Ook de dalende winsten van zelfstandigen en toenemende werkloosheid in huishoudens speelden na de eeuwwisseling waarschijnlijk een rol. De groei van het aandeel zzp’ers verklaart een kleiner deel van de toename”, aldus de onderzoekers.
Vooral zelfstandigen zonder personeel, werkende alleenstaanden en werkenden met een migratie-achtergrond (met name van Turkse of Marokkaanse herkomst) lopen een verhoogd risico arm te zijn. Werknemers zijn vooral arm doordat zijzelf en/of hun huisgenoten te weinig uren werken om genoeg inkomsten te genereren. Zelfstandigen zijn vooral arm doordat ze per uur te weinig verdienen.