Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) presenteert dit onderzoek op 18 april tijdens het Nibud Jubileumcongres t.g.v. het 40-jarig bestaan. Het Nibud vindt dat de samenleving veel meer rekening moet houden met huishoudens met wisselende inkomsten.
Er zijn inmiddels twee miljoen flexwerkers tussen de 25 en 65 jaar. Het Nibud ziet dat zij moeilijker rondkomen, minder sparen en minder vaak dan werkenden met een vast inkomen geld opzij zetten voor hun pensioen.
Huishoudens laten geld liggen
1 op de 6 huishoudens met een laag inkomen* en 1 op de 4 huishoudens met een middeninkomen* weten niet of ze recht hebben op toeslagen. Van de werkenden met wisselende inkomsten maakt 34 procent geen gebruik van tegemoetkomingen. Het Nibud vermoedt dat veel van hen onnodig geld laten liggen.
Samenleving moet meer doen voor huishoudens met wisselend inkomen
CBS-cijfers laten zien dat twee miljoen flexwerkers tussen de 25 en 65 jaar flexwerker zijn; het gaat om werknemers met een flexibel arbeidscontract en zzp’ers. Het Nibud ziet in het onderzoek dat 20 procent van de werkenden aangeeft een wisselend inkomen te hebben. Het Nibud maakt zich zorgen om deze groep werkenden. Ze hebben vaker een lager inkomen en komen twee keer zo vaak moeilijk rond als werkenden met een vast inkomen. Ook weten ze minder vaak hoeveel ze vrij te besteden hebben en lukt het ze minder goed om te sparen.
Het Nibud wijst er in het rapport op dat de samenleving momenteel onvoldoende rekening houdt met deze groeiende groep werknemers. Zo wordt er bij veel voorzieningen nog uitgegaan van een vast inkomen waardoor het voor flexwerkers moeilijker is om er gebruik van te maken.
Arjan Vliegenthart, directeur van het Nibud: ‘Het Nibud vindt het onwenselijk dat werkenden met een wisselend inkomen tegemoetkomingen mogelijk vaker niet benutten dan werkenden met een vast inkomen. Juist werkenden met een wisselend inkomen hebben vaker een lager inkomen en kunnen tegemoetkomingen goed gebruiken.’
Gedrag bepalender voor financiële problemen dan inkomen
Het Nibud ziet dat het percentage huishoudens dat moeite heeft met rondkomen weer op hetzelfde niveau is als voor de economische crisis. Net als in 2009 zegt nu 38 procent van de huishoudens moeite met rondkomen te hebben.
Moeilijk of makkelijk rondkomen heeft niet alleen met de hoogte van het inkomen te maken. Ook mensen met lage inkomens zijn in staat om makkelijk rond te komen. Hoe je met geld omgaat, je financiële gedrag, is bepalender voor je financiële situatie dan de hoogte van het inkomen. Degenen die van huis uit hebben geleerd met geld om te gaan kunnen makkelijker rondkomen. Net als mensen die bedachtzaam zijn bij hun aankopen, sparen en een geordende administratie hebben.
20 procent van de huishoudens heeft minder dan 1.000 euro spaargeld
Het spaargedrag van de Nederlandse huishoudens is de afgelopen tien jaar weinig veranderd. 17 procent heeft geen spaarrekening. En van degenen die wel een spaarrekening hebben, heeft 1 op de 5 minder dan 1.000 euro spaargeld. Zeker 3 op de 10 huishoudens heeft te weinig geld achter de hand om zijn twee duurste bezettingen te vervangen. Ruim een kwart (28 procent) van de huishoudens heeft meer dan 10.000 euro op de spaarrekening staan.
40 procent weet niet of ze na pensioen kunnen rondkomen
40 procent van de huishoudens heeft geen idee of ze na pensionering kunnen rondkomen. Pas op 55-jarige leeftijd gaan mensen zich erin verdiepen. Toch weet nog altijd 23 procent van 55- tot 65-jarigen niet of ze na pensionering kunnen rondkomen. Zij moeten dit nog uitzoeken of zien het straks wel.
Ook zetten weinig mensen geld apart voor later. Met name 45-plussers willen wel geld apart zetten maar ruim een derde van hen zegt daar geen geld voor te hebben. Ook hier ziet het Nibud dat werkenden met een wisselend inkomen minder vaak geld apart zetten voor hun pensioen dan werkenden met een vast inkomen.
Pinnen meest gebruikt
Pinnen is de meest gebruikte betaalmethode. Toch wordt er ook nog veel met contant geld betaald:
35 procent gebruikt beide betaalvormen even vaak;
49 procent gebruikt de pinpas meer dan contant geld;
15 procent betaalt meer met contant geld dan met de pinpas.
* Laag inkomen: zonder partner < € 1.250 netto p.m.
met partner < € 2.500 netto p.m.
* Middeninkomen: zonder partner € 1.250 – € 2.000 netto p.m.
met partner € 2.500 – € 4.000 netto p.m.
Hoog inkomen: zonder partner > € 2.000 netto p.m.
met partner > € 4.000 netto p.m.