Om gedetacheerde werknemers beter te beschermen, wordt de bestaande richtlijn uit 1996 uitgebreid met voorwaarden voor huisvesting en bepaalde toeslagen en vergoedingen. Daarnaast wordt de buitenlandse werkgever na een detacheringsduur van twaalf maanden (eventueel te verlengen tot achttien maanden) verplicht om alle arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden te garanderen van de lidstaat waar de dienst wordt uitgevoerd (met uitzondering van ontslagrecht en aanvullende bedrijfspensioenregelingen). Ook verduidelijkt de richtlijn dat uitzendbureaus verantwoordelijk blijven voor de juiste betaling van de gedetacheerde werknemer, ook als een werknemer wordt ‘doorgezonden’ naar een andere opdracht. De rechten van gedetacheerde uitzendkrachten zijn vrijwel geheel gelijkgetrokken met die van nationale uitzendkrachten.
De detacheringsrichtlijn richt zich op het vrij verkeer van diensten. Op grond van het vrij verkeer van diensten hebben ondernemingen het recht om in een andere lidstaat diensten aan te bieden en werknemers tijdelijk te detacheren om die diensten te verrichten. Op grond van de detacheringsrichtlijn hebben werknemers die vanuit een andere EER-lidstaat (EU-landen, IJsland, Liechenstein en Noorwegen) of Zwitserland gedetacheerd worden naar Nederland recht op een zogenaamde ‘harde kern’ van Nederlandse arbeidsvoorwaarden, vastgelegd in wetgeving en algemeen verbindend verklaarde cao’s.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.