Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie in juli minder gunstig dan in mei.
De consumptiecijfers zijn gecorrigeerd voor prijsveranderingen en veranderingen in de samenstelling van de koopdagen.
Consument besteedt vooral meer aan duurzame goederen
Consumenten hebben in mei 6,1 procent meer besteed aan duurzame goederen. Ze gaven vooral meer uit aan woninginrichting en huishoudelijke apparaten. Aan nieuwe personenauto’s hebben consumenten echter opnieuw minder besteed.
Consumenten gaven 5,8 procent meer uit aan overige goederen, zoals energie en motorbrandstoffen. Er werd vooral meer gas verbruikt. Dit komt doordat het in mei 2019 kouder was dan in mei 2018. Aan voedings- en genotmiddelen hebben de huishoudens 0,5 procent minder besteed dan een jaar eerder.
Vorige week meldde het CBS dat de detailhandel in mei 3,1 procent meer heeft omgezet dan in mei 2018. Het verkoopvolume was 2,8 procent hoger. Ook deze cijfers zijn gecorrigeerd voor de samenstelling van koopdagen.
De uitgaven aan diensten, zoals verzekeringen, woninghuur, openbaar vervoer en een bezoek aan restaurant of kapper, lagen in mei 1,4 procent hoger dan een jaar eerder. Uitgaven aan diensten maken ruim de helft van de totale binnenlandse consumptieve bestedingen uit.
Omstandigheden voor consumptie in juli minder gunstig dan in mei
Het CBS publiceert elke maand ook over de omstandigheden voor de consumptie in de consumptieradar. De consumptie door huishoudens hangt onder meer samen met de verwachtingen van consumenten, de situatie op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van hun vermogen. De indicatoren in de radar hangen goed samen met de consumptie door huishoudens, maar een verbetering van de omstandigheden betekent niet per se een hogere groei van de consumptie.
Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie door Nederlandse huishoudens in juli minder gunstig dan in mei. Dat komt vooral doordat de stijging van de beurskoersen ten opzichte van een jaar eerder omsloeg in een daling en ondernemers in de industrie minder positief over de toekomstige werkgelegenheid in hun bedrijf waren.