Het percentage jongeren dat zowel niet werkt als geen opleiding volgt, is in Nederland het laagst van alle EU-landen. Het EU-gemiddelde lag in 2016 op 12 procent. In Italië was dit aandeel met 20 procent het grootst.
In Nederland schommelt het percentage jongeren die niet werken en niet studeren al jaren rond de 5 procent. Ook het EU-gemiddelde is al jaren vrij stabiel. Er zijn ook landen waar het percentage niet-werkende en niet-onderwijsvolgende jongeren tussen 2007 en 2016 is toegenomen, bijvoorbeeld in Roemenië en Griekenland. In Denemarken en België is dit percentage gedaald.
Ruim vier op de tien willen of kunnen niet werken
43 procent van de jongeren die niet werken én geen onderwijs volgen, geeft aan dat ze niet willen of kunnen werken. Deze groep staat het verst af van de arbeidsmarkt. Daarnaast kan bijna een op de vijf niet direct beginnen, of heeft niet recent naar werk gezocht. Bijna een derde van de niet-werkende en niet-onderwijsvolgende jongeren is actief op zoek naar werk en is daar ook direct beschikbaar voor. Zij behoren tot de werkloze beroepsbevolking.
De in- en uitstroom in de groep niet-werkende en niet-onderwijsvolgende jongeren is groot. Zo heeft een derde binnen drie maanden werk gevonden of is weer een opleiding gaan volgen.
Gezondheid belangrijkste reden om niet te werken
Voor degenen die niet willen of kunnen werken is ziekte of arbeidsongeschiktheid de meest voorkomende reden. Daarnaast geeft 12 procent aan vanwege studie of een opleiding niet te willen werken. Dit zijn bijvoorbeeld jongeren die binnen afzienbare tijd weer beginnen met een opleiding. Verder geeft 6 procent de zorg voor het gezin of het huishouden als reden. Vergeleken met hun leeftijdsgenoten hebben niet-werkende en niet-onderwijsvolgende jongeren bijna twee keer zo vaak een of meer kinderen.