In 2014 kregen 20 duizend asielzoekers een verblijfsvergunning asiel. Bijna drie kwart van deze statushouders komt uit Syrië (10 duizend) of Eritrea (4 duizend). Na het verkrijgen van de vergunning moeten de statushouders binnen drie jaar slagen voor het inburgeringsexamen. Op 1 oktober 2016 was dat nog maar gemiddeld 6 procent gelukt. Van de statushouders uit Syrië en Eritrea was dat nog iets lager (5 procent en 4 procent).
Een op de tien statushouders heeft werk
Tweeënhalf jaar na het krijgen van een verblijfsvergunning asiel in 2014 had gemiddeld 11 procent van de 18- tot 65-jarige statushouders werk, als werknemer of zelfstandige. Er zijn wel duidelijke verschillen naar herkomstland, uiteenlopend van 6 procent werkenden bij de Eritreeërs tot 29 procent van de (relatief kleine groep) Afghanen. Ook onder vluchtelingen die in de jaren negentig naar Nederland kwamen, bleken Afghanen relatief vaker aan het werk te zijn dan andere herkomstgroepen.
Van de statushouders die in 2014 een vergunning kregen en 18 maanden later een baan hadden, werkte bijna de helft in de horeca. Daarnaast komen banen in de uitzendbranche en de handel veel voor. Na 30 maanden werkte nog 36 procent in de horeca, het aantal werkenden in de uitzendbranche nam toe van 17 procent naar 24 procent. Meestal gaat het om een contract voor bepaalde tijd en om deeltijdwerk. Van de statushouders die werken, werkte na 18 maanden 6 procent als zelfstandige. Na 30 maanden is dit gedaald naar 1 procent.
Uitkeringsafhankelijkheid neemt licht af
Anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning in 2014 ontving gemiddeld 90 procent van de 18- tot 65-jarigen een uitkering, in de meeste gevallen bijstand. Een jaar later was dit gedaald naar 84 procent. Analoog aan het hogere aandeel werkenden zijn Afghanen het minst afhankelijk van een uitkering. Van de Syriërs en Eritreeërs kreeg na tweeënhalf jaar nog steeds bijna 90 procent bijstand. In de eerste maanden na het verkrijgen van de vergunning verblijven veel statushouders nog in de asielopvang, waar zij geen uitkering ontvangen, maar leefgeld. Pas wanneer statushouders de asielopvang hebben verlaten, komen ze in aanmerking voor een bijstandsuitkering.
Vergelijkbaar beeld voor statushouders 2015
Voor de statushouders die in 2015 een verblijfsvergunning asiel kregen, geldt een vergelijkbaar beeld als voor de statushouders uit 2014. Anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning asiel had 4 procent van de 18- tot 65-jarigen werk en had 90 procent een bijstandsuitkering. Voor werkende statushouders uit 2015 is het beeld ook vergelijkbaar met dat van de werkende statushouders uit 2014: 41 procent werkte in de horeca, 90 procent werkte in deeltijd en 89 procent had een contract voor bepaalde tijd.
Meer vrouwen en kinderen statushouder in 2016 en 2017
In 2014 en 2015 kregen naar verhouding veel jonge mannen een verblijfsvergunning asiel. In 2016 en 2017 is de samenstelling van de instroom evenwichtiger en zijn er meer vrouwen en kinderen onder de nieuwe statushouders. Voor een deel zijn dat nareizende gezinsleden van de eerder gearriveerde mannen, maar er zijn ook meer asielzoekers direct als gezin naar Nederland gekomen.