CBS onderzoekt al langer de redenen waarom mensen niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Het kan daarbij onder meer gaan om ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom of gebrek aan resultaat.
Nu is gekeken naar een verband tussen de genoemde motieven en de toestroom naar de arbeidsmarkt een kwartaal later. Hieruit blijkt dat in 2015 het grootste deel van de toestroom (47 procent) kwam van mensen die een opleiding volgden en dat eerder als reden opgaven om niet aan het werk te gaan. De kleinste groepen in de toestroom vormen degenen die ouderdom of ziekte/arbeidsongeschiktheid als reden opgaven: respectievelijk 3 en 9 procent van alle instromers.
Instroom niet altijd naar werk
Als iemand op de arbeidsmarkt komt, wil dat overigens niet zeggen dat hij of zij betaald werk vindt. Ook iemand die werkloos is, dat wil zeggen op zoek is naar werk én op korte termijn kan starten, wordt meegeteld als deelnemer op de arbeidsmarkt.
Bij de 47 procent instromers ging het bijvoorbeeld om 170 duizend personen, waarvan 100 duizend van het ene op het andere kwartaal aan het werk gingen. De rest kwam op de arbeidsmarkt als werkloze.
Bij degenen die werk vonden, ging het veelal om deeltijdbanen. In ruim 6 op de 10 gevallen waren het banen van minder dan 12 uur per week. Ruim 8 op de 10 baanvinders omschreef zich nog steeds als scholier of student. Het gaat hier dus vooral om bijbanen.
Hoge leeftijd voornaamste reden om niet te werken
De groep van 3,8 miljoen die in 2015 niet tot de beroepsbevolking werd gerekend, bestond voor bijna 41 procent uit 65-plussers. Zij geven vooral hoge leeftijd of pensioen op als reden om niet te werken.
Ruim 17 procent van de niet-beroepsbevolking was jonger dan 25 jaar en werkte hoofdzakelijk niet in verband met het volgen van een opleiding. In de tussenliggende leeftijdsgroepen (25-44 en 44-64 jaar) waren de redenen meer divers. Ziekte en arbeidsongeschiktheid werden met 35 en 46 procent het meest genoemd. Ook zorg, vrijwilligerswerk of ontmoediging werden vaker genoemd dan bij jongeren en 65-plussers.
Niet-beroepsbevolking in aantal vrijwel constant
In 2015 bleef het aantal mensen die niet tot de beroepsbevolking behoren vrijwel constant. Maar het ging daarbij niet steeds om dezelfde groep. De stromen van en naar de arbeidsmarkt waren ongeveer even groot. Elk kwartaal stroomde gemiddeld zo’n 10 procent (rond de 360 duizend mensen) naar de beroepsbevolking en vice versa.
Volgen van opleiding ook belangrijke reden voor uitstroom
Ook bij de uitstroom is het volgen van een opleiding de belangrijkste reden om niet (meer) te werken. Daarnaast vormen ouderdom en ziekte of arbeidsongeschiktheid relatief vaak redenen om de arbeidsmarkt te verlaten.