Onderaan de ladder staan oproep- en invalkrachten. Deze verdienen 20 procent van wat vaste werknemers krijgen. De meest verdienende flexwerkers zijn diegenen die uitzicht hebben op een vast contract: deze zitten op 72 procent van wat vaste werknemers verdienen. Gemiddeld ligt het bruto-inkomen van flexwerkers op 38 procent van dat van vaste werknemers, oftewel 19 duizend euro (in 2014). Het merendeel van de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is flexwerker uit noodzaak: ze zijn nieuw bij hun huidige werkgever (38 procent) of het lukt hen niet om een vaste baan te bemachtigen (30 procent).
Oproepkrachten gemiddeld jong en maken weinig uren
Vooral de arbeidsduur is van invloed op het inkomen, maar ook leeftijd en bedrijfstak spelen een grote rol. Het lage inkomen van oproepkrachten en tijdelijke werknemers zonder vaste uren hangt grotendeels samen met deze factoren. Het gaat vaak om jongeren (de helft is scholier of student) die voornamelijk werken in deeltijdbanen van minder dan 20 uur per week. Ook zijn oproepkrachten en tijdelijke werknemers relatief vaak actief in de horeca en de detailhandel, bedrijfstakken waar relatief weinig wordt verdiend.
De flexwerkers die het meest verdienen —tijdelijke werknemers met uitzicht op vast— werken daarentegen vooral voltijds; zij doen dit zelfs vaker dan vaste werknemers. Ook zijn ze gemiddeld wat ouder dan de meeste andere typen flexwerkers, maar wel jonger dan vaste werknemers. In de regel werken ze nog maar kort bij hetzelfde bedrijf. Dat hun inkomen onder dat van vaste werknemers ligt, hangt met laatstgenoemde factoren samen.