De lidstaten van de Europese Unie willen de leef- en werkomstandigheden van Europeanen verbeteren. Daarom zijn afspraken gemaakt over hoe lidstaten kunnen beoordelen of een minimumloon toereikend is. Het kabinet heeft deze afspraken uitgewerkt in een wetsvoorstel. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het wetsvoorstel is een uitwerking van de Europese richtlijn over toereikende minimumlonen. Op dit moment zijn er in de landen nog grote verschillen in bijvoorbeeld arbeidswetgeving en kosten in levensonderhoud. Daarom is in de richtlijn een kader voorgesteld dat in iedere lidstaat kan worden toegepast.
Aan de hand van procedures en referentiewaarden, kan beter worden beoordeeld of het wettelijk minimumloon toereikend is. Dit draagt eraan bij dat werknemers met een minimumloon kunnen rondkomen en dat werken loont. Het blijft aan de lidstaten zelf om te bepalen hoe hoog het minimumloon moet zijn.
Bevorderen collectieve onderhandelingen
De richtlijn vraagt ook om maatregelen om de cao-onderhandelingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties te bevorderen, zodat meer mensen onder bescherming van een cao vallen, bedrijven een gelijk speelveld hebben en de concurrentie op arbeidsvoorwaarden wordt gedempt.
Hoewel het Nederlandse cao-stelsel al zeer goed functioneert, is er ruimte voor verbetering. Zo valt in Nederland 72% van de werknemers onder een cao. Dit is onder de drempel van 80% die is gesteld in de richtlijn.
Om te voldoen aan de Europese standaarden, werkt minister Van Gennip met sociale partners aan een actieplan. Het is de bedoeling dat dit plan in november 2025 wordt ingediend bij de Europese Commissie.