De minister van Asiel en Migratie mocht Oekraïners niet vastzetten aan de grens, omdat zij een beroep hebben gedaan op de zogenoemde Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De bepaling die de minister uit de Europese Opvangrichtlijn heeft gebruikt om de Oekraïners te detineren aan de grens, is op hen niet van toepassing. Dat oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 30 oktober 2024.

Achtergrond

Twee Oekraïners zijn in maart van dit jaar met het vliegtuig naar Nederland gekomen. Toen zij op Schiphol landden, vroegen zij om bescherming op basis van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De minister heeft hen vervolgens vastgezet aan de grens. Volgens de Oekraïners mocht de minister dat niet doen, omdat zij door hun Oekraïense nationaliteit op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming recht hebben op bescherming. In die richtlijn is niet geregeld dat zij mogen worden vastgezet aan de grens.

Geen wettelijke basis voor grensdetentie Oekraïners

De bevoegdheid om iemand in grensdetentie te plaatsen staat in de Europese Opvangrichtlijn. Nederland heeft deze bevoegdheid omgezet in de Vreemdelingenwet 2000. In de Opvangrichtlijn is geregeld dat deze niet van toepassing is als uitvoering wordt gegeven aan de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Dat is hier het geval. In de Richtlijn Tijdelijke Bescherming is geen basis voor het plaatsen van een persoon in grensdetentie. Daarom oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat de minister geen personen in grensdetentie mag plaatsen die een beroep doen op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.

Gevolg van de uitspraak

De Oekraïners zijn zonder wettelijke basis zes dagen vastgezet aan de grens. Daarom hebben zij recht op schadevergoeding.