Na de eerste coronagolf hadden 10.000 minder jongeren kans op een baan van minimaal drie dagen in de week ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Met name jongeren die afstudeerden aan het mbo, jongeren zonder startkwalificatie en uitvallers in het hoger onderwijs zijn de dupe geworden van de coronacrisis.
Dat becijferde onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek met het Verwey-Jonker Instituut, op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van ongeveer 240.000 startende jongeren tussen de zestien tot dertig jaar en hun kansen op de arbeidsmarkt.
Ook voor de coronacrisis hadden deze jongeren al minder kans op werk, maar door de pandemie is de ongelijkheid op de arbeidsmarkt in de eerste maanden van de virusuitbraak nog verder toegenomen, aldus het onderzoeksbureau.
Jongeren die de arbeidsmarkt opkomen met een opleiding waar al weinig arbeidsperspectief aan zit worden hard geraakt. Dan gaat het om opleidingen in de detailhandel, mediatechniek, administratieve dienstverlening, maar ook afgestudeerden in “coronagevoelige sectoren” zoals de horeca, luchtvaart en kappers. Verder is de achterstand in baankansen van jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond verder toegenomen, aldus het onderzoek.
Jongeren die een opleiding volgen waarin werken en leren gecombineerd worden of die een hbo- of wo-masterdiploma hebben, hebben het minst last van de coronacrisis. Hun baankansen zijn nauwelijks afgenomen ten opzichte van een jaar eerder. Dat zijn bijvoorbeeld beginnende artsen, verpleeg- en verloskundigen, onderwijsassistenten en economen.
De jongeren die voor de coronacrisis de arbeidsmarkt opkwamen hebben waarschijnlijk geprofiteerd van de coronasteunmaatregelen, aldus SEO. Het bureau verwacht een grotere impact op de groep die tijdens de coronacrisis voor het eerst de arbeidsmarkt betrad. De resultaten van vervolgonderzoek worden komend voorjaar verwacht.