60 procent van de dak-en thuisloze jongeren, hebben te maken gehad met jeugdzorg. Maar als deze jongeren 18 worden, vallen ze niet meer onder jeugdzorg. Gemeenten hebben de wettelijke plicht deze jongeren dan te helpen met nazorg, in het kader van de Wmo. ‘Maar gemeenten hebben al heel veel op hun bordje’, weet Marleen van der Kolk, projectleider bij het project Van de Straat van de Stichting Zwerfjongeren Nederland, de Federatie Opvang en Kamers met Kansen. ‘En we hebben de indruk en de ervaring dat voor de meerderheid van de gemeenten dit onvoldoende op de agenda staat.’
Integraal aanpakken
Met de decentralisatie van de taken rondom jeugd en zorg, kunnen gemeenten ervoor zorgen dat de knip die bestaat tussen jeugdzorg en ‘volwassenen’ zorg verdwijnt. Gemeenten hebben nu niet alleen de verantwoordelijkheid voor jongeren, maar ook via de Wmo hen die 18 worden. ‘Een goede ontwikkeling’, vindt Van der Kolk. ‘Gemeenten kunnen het integraal aanpakken en zorgen dat die knip verdwijnt.’ Zo’n integrale werkwijze komt erop neer dat er bijvoorbeeld met een jongere wordt gepraat op z’n zeventiende. Gesprekken over wat er nodig is om ervoor te zorgen dat hij het straks, op z’n achttiende, beter zelf kan. Budgetcursussen bijvoorbeeld, of hulp met scholing of werk.
Begeleider
‘Een ander probleem waar deze jongeren vaak tegenaanlopen is dat ze, eenmaal 18 jaar, ineens een andere begeleider krijgen’, aldus Van der Kolk. ‘Die overdracht van de ene naar de andere begeleider is vaak een koude. Ze moeten dan hun hele verhaal opnieuw doen en dat zijn vaak heel heftige verhalen bij zwerfjongeren. Ook krijgen ze weer met nieuwe budgetten te maken. Gemeenten kunnen dit handiger aanpakken door bijvoorbeeld een begeleider nog even mee te laten lopen en door de budgetten door te laten lopen.’
Knelpunten blootleggen
De gemeenten Rotterdam en Leeuwarden gaan de komende tijd bezig met een experiment om met zo’n tien jongeren per gemeente te kijken wat er nodig is en tegen welke problemen ze aanlopen. De knelpunten moeten daarbij blootgelegd worden en oplossingen kunnen daarna met andere gemeenten gedeeld worden. Van der Kolk: ‘Idealiter wordt in Rotterdam of Leeuwarden een methode ontwikkeld waar meer gemeenten mee aan de slag kunnen.’