Dat staat in ‘Uithuisgeplaatst. En dan?’, de resultaten van een onderzoek door kinderrechtenorganisatie Defence for Children. Het wordt dinsdag aangeboden aan de Tweede Kamer.
In het eerste half jaar van 2018 zaten 15.985 minderjarigen in een jeugdhulpinstelling, telde de organisatie, van wie 1925 in een gesloten inrichting. In gesloten instellingen mag de deur op slot en er kunnen maatregelen worden toegepast zoals afzondering en kamercontrole. Dergelijke vrijheidsbeperking mag in open instellingen, waar de jongeren het terrein mogen verlaten, hoogstens in crisissituaties, schrijft Defence.
Maar een heldere omschrijving van het hoe en wanneer van de maatregel is er niet. Daar komt nog bij dat kinderen onder een open en kinderen onder een gesloten regime in dezelfde instelling kunnen verblijven, waardoor het onderscheid in het gedrang komt. Bij dat alles is er nog steeds de discussie over wat wanneer pedagogisch toelaatbaar is.
De organisatie roept op tot concrete maatregelen, zoals de afschaffing van de isoleerruimte en de opstelling van een duidelijke definitie van vrijheidsbeperkende maatregelen.