Meer dan 600 duizend kinderen onder de 17 jaar woonden in 2015 niet in een gezin met twee eigen ouders. Dat waren er bijna 200 duizend meer dan twintig jaar eerder. De verwachting in de CBS-huishoudensprognose is dat de stijgende trend aanhoudt. Ruim de helft van de kinderen die niet bij beide eigen ouders wonen, maakten een scheiding van hun ouders mee. Een toenemend aantal kinderen woont al vanaf de geboorte in een eenoudergezin.
Kinderen van co-ouders hebben twee ouderlijke huizen
Uit de woongegevens kan niet worden afgeleid waar het kind werkelijk verblijft na een scheiding, omdat iemand maar op één adres kan worden ingeschreven. Uit de enquête onder gescheiden ouders van het onderzoek ‘Nieuwe Families in Nederland’ blijkt dat 27 procent van de in 2010 gescheiden paren voor co-ouderschap heeft gekozen. De kinderen krijgen dus twee ouderlijke huizen. Bij 70 procent van de gescheiden paren gingen de kinderen (voornamelijk) bij de moeder wonen, bij 3 procent werd de vader de hoofdopvoeder. Ouders die kiezen voor co-ouderschap zijn relatief hoogopgeleid en hadden relatief weinig onderlinge conflicten rond de scheiding.
Co-ouderschap meestal duurzaam
Tachtig procent van de ouders die na hun scheiding kozen voor een gelijke verdeling van de dagelijkse opvoeding van hun kinderen, heeft ook twee jaar later nog co-ouderschap. In 15 procent van de gevallen is de woning van de moeder het hoofdverblijf geworden, bij 5 procent werd de vader de hoofdverzorger.
Hoogopgeleide ouders en ouders die weinig conflicten hadden bij de scheiding handhaven vaker de afgesproken co-ouderschapsregeling. Heel jonge kinderen of juist oudere kinderen en kinderen met problemen zijn twee jaar na het begin van een co-ouderschap wat vaker bij moeder of vader gaan wonen. Verder blijkt dat de co-ouderschapsregeling vaker gewijzigd wordt als de vader langer moet reizen naar zijn werk of met een nieuwe partner is gaan samenleven.