Doel
Alle partijen willen dat “kwetsbare jeugdigen, die opgroeien in een gezinssituatie met (mogelijk) kwetsbare ouders, eerder, sneller en beter passende hulp kunnen krijgen”. Dat vraagt deels om nieuwe maatregelen, maar deels ook om versnelling van projecten die al in uitvoering zijn, zodat – “samen met ouders – tijdig geïnvesteerd wordt in een omgeving die liefdevol, stabiel en veilig is en perspectief biedt op een gezonde ontwikkeling, zo thuis mogelijk”.
Scholing professionals
Zo gaan alle betrokken instellingen hun professionals scholen in suïcidepreventie en toerusten voor situaties waarin gedwongen afzonderingen niet meer zijn toegestaan. Dat moet op korte termijn leiden tot een verbeterde JeugdzorgPlus waarin minder suïcides voorkomen en het aantal gedwongen afzonderingen teruggedrongen wordt tot nul.
Beter passend woon- en zorgaanbod
Uiteindelijk willen partijen voorkomen dat jongeren in de gesloten jeugdhulp terechtkomen. Dat stelt stevige eisen aan de hele jeugdketen. Zo moet de kennis in het zogeheten ‘voorveld’, zoals wijkteams en ambulante jeugdhulp, worden verbeterd. Ook is het nodig nieuw beter passend woon- en zorgaanbod te ontwikkelen. Dat vraagt om (meer) samenwerking, o.a. tussen de JeugdzorgPlus en de jeugd-ggz, om investeringen in vakmanschap en in vastgoed, maar ook om rust en ruimte voor de sector. De randvoorwaarden daarvoor worden nader ingevuld door Rijk, gemeenten en instellingen.
Breed gedragen
Het plan is geschreven door gedragswetenschappers, kinder- en jeugdpsychiaters en andere deskundigen uit de branches Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC (samen in de BGZJ) en het ministerie van VWS. Aan het plan werkten verschillende partijen mee die ook medeverantwoordelijkheid voelen voor de uitvoering: VNG, Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, het Nederlands Jeugdinstituut, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de beroepsverenigingen BPSW, NVvP, NIP en NVO. Daarnaast is gesproken met een groot aantal (ervarings)deskundigen die ook betrokken worden bij de uitvoering. Het plan kent een looptijd van drie jaar en wordt tussentijds geëvalueerd.