Ook is besloten de compensatieregeling voor voogdij en 18+ nog een jaar te verlengen.

Gevolgen nieuwe woonplaatsbeginsel

Voor de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel moet de wet worden gewijzigd, het financieel verdeelmodel worden aangepast en een zorgvuldige implementatie worden georganiseerd. Gezien de fases waarin de drie trajecten zich bevinden, is besloten om het nieuwe woonplaatsbeginsel een jaar later in te voeren, per 1 januari 2021.

Proces

Het wetsvoorstel wordt in februari 2019 in de Ministerraad behandeld en gaat daarna voor advies naar de Raad van State. De verwachting is dat behandeling in de Tweede en Eerste Kamer op zijn vroegst eind 2019 gereed kan zijn. Het ziet er naar uit dat er daarna nog weinig tijd is om de invoering per 1 januari 2020 zorgvuldig te organiseren.

Zorgvuldigheid voorop

De implementatie van het nieuwe woonplaatsbeginsel wordt een intensief traject, dat van gemeenten en jeugdhulpaanbieders veel inspanning vraagt. Zij moeten weten welke jeugdigen een andere verantwoordelijke gemeente krijgen als gevolg van de nieuwe definitie en ook moeten ze hun administratieve processen aanpassen. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig plaatsvindt.

Gevolgen voor budgetten

Een gevolg van de aanpassing van het woonplaatsbeginsel is ook dat het budget voor voogdij en 18+ objectief verdeeld kan worden. Hierover moeten gemeenten uiterlijk in de meicirculaire voorafgaand aan de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel geïnformeerd worden. Zoals gezegd is de verwachting dat behandeling in de Tweede en Eerste Kamer op zijn vroegst eind 2019 gereed kan zijn. Daarom kan het budget nog niet worden meegenomen in de meicirculaire 2019.

Voogdij en 18+

In financiële zin betekent dit dat ook in 2020 het budget voor voogdij en 18+ nog gebaseerd wordt op historisch zorggebruik (T-2). De compensatieregeling voogdij en 18+ is eveneens met een jaar verlengd. Deze regeling wordt begin juni 2019 opgesteld na de publicatie van de meicirculaire 2019. Afgesproken is om, net als in eerdere jaren, € 20 miljoen voor de compensatieregeling te reserveren.

Waarom wijziging van het woonplaatsbeginsel?

Het woonplaatsbeginsel is opgesteld en beschreven in de Jeugdwet met als doel om de verantwoordelijke gemeente voor jeugdhulp te bepalen. Het huidige woonplaatsbeginsel zorgt voor problemen; het is onduidelijk en het leidt tot veel administratieve lasten. Daarom wordt nu gewerkt aan een nieuwe definitie.

Verandering

In het nieuwe woonplaatsbeginsel hoeft voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente het gezag niet meer te worden uitgezocht en wordt voor de woonplaats aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP).

Uitgangspunt

In de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel zijn twee uitgangspunten:

  1. Voor ambulante jeugdhulp is verantwoordelijk: de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie is duidelijker en eenvoudiger.
  2. Bij jeugdhulp met verblijf is verantwoordelijk: de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan zijn (eerste) verblijf zijn woonadres in de zin van de Wet basisregistratie personen had. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus (financieel) verantwoordelijk voor de jeugdige.