Zorgelijk is dat slachtoffers nog onvoldoende worden gesignaleerd en nog onvoldoende worden verwezen naar de gespecialiseerde jeugdhulp.
Op verzoek van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) deed IGJ onderzoek naar de kwaliteit van de gespecialiseerde hulp die dertien jeugdhulpinstellingen bieden aan (vermoedelijke) minderjarige slachtoffers van loverboys.
Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van het toetsingskader Verantwoorde Hulp voor Jeugd, dat bestaat uit de volgende vijf thema’s: Uitvoering hulpverlening, Veiligheid, Leefklimaat, Cliëntenpositie en Organisatie. Bij de operationalisering sloot de inspectie nauw aan bij het Kwaliteitskader van de commissie Azough.
Conclusies en verbeteringen
De inspectie constateert dat het merendeel van de jeugdhulpinstellingen goede hulp biedt aan de (vermoedelijke) minderjarige slachtoffers van loverboys. Tijdens de behandeling werken de professionals samen met de jeugdigen aan het versterken van het zelfbeeld en de weerbaarheid, het bevorderen van een gezonde seksuele ontwikkeling en aan traumaverwerking. Ook streven zij naar een goede samenwerking met de ouders en het vergroten van het sociale netwerk van de jeugdige.
Tijdens het onderzoek heeft de inspectie veel goede praktijkvoorbeelden gezien, die zij graag onder de aandacht brengt. Op deze wijze kunnen jeugdhulpaanbieders zich blijven ontwikkelen als specialisten op dit terrein en waar mogelijk met elkaar samenwerken en van elkaar leren.
Er zijn ook verbeteringen gewenst.
Zo dienen enkele instellingen bij de uitvoering van de hulpverlening nadrukkelijker aan te sluiten bij de problematiek van de(vermoedelijke) slachtoffers.
Verder zal bijna de helft van de instellingen de medewerkers verder moeten scholen in het werken met (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys.
Slachtoffers onvoldoende in beeld
De inspectie acht het zorgelijk dat het aantal behandelde slachtoffers van loverboys veel lager ligt dan het geschatte aantal slachtoffers. Op grond van de ‘Slachtoffermonitor mensenhandel 2012-2016’ wordt het aantal minderjarige slachtoffers van binnenlandse seksuele uitbuiting geschat op 1.363. Het aantal (vermoedelijke) minderjarige slachtoffers dat bij de dertien jeugdhulpaanbieders in het voorjaar van 2017 werd behandeld ligt op 142.
Dit betekent dat slachtoffers nog onvoldoende worden gesignaleerd en nog onvoldoende worden doorverwezen naar de gespecialiseerde jeugdhulp. Het is van belang dat het bestaande hulpaanbod beter bekend raakt bij de gemeenten die de jeugdigen naar de hulp verwijzen en voorts dat gemeenten, VNG en VWS zorgen dat er een landelijk dekkend hulpaanbod voor deze slachtoffers komt.