Op basis van signalen die Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer in 2016 ontving van kinderen, ouders en jeugdhulpprofessionals en op basis van eigen kwantitatief en kwalitatief onderzoek, publiceert zij vandaag een rapport waarin de huidige stand van zaken in de jeugdhulp wordt weergegeven.
Toegang jeugdhulp nog steeds niet op orde
De Kinderombudsman constateert allereerst dat de jeugdhulp nog steeds niet toegankelijk genoeg is. Zo blijken kinderen en ouders vaak niet te weten waar ze terecht kunnen als ze hulp nodig hebben of moeten ze lang wachten op hulp waardoor de problematiek kan verergeren. Ook komt het voor dat de hulpvraag van een kind niet goed wordt ingeschat waardoor het kind geen passende hulp krijgt. Daarnaast zetten gemeenten soms te lang in op goedkopere lichte hulp terwijl zwaardere hulp nodig is. De situatie van een kind kan daarmee verslechteren en zelfs uitmonden in een crisissituatie.
Gesignaleerde toename aantal crisisplaatsingen bevestigd
Het onderzoek bevestigt de door de Kinderombudsman ontvangen signalen dat het aantal crisisplaatsingen in de gesloten jeugdzorg toeneemt. Acht van de dertien instellingen die werden bevraagd schat de verhouding crisis- en reguliere plaatsingen op 70/30 procent waar die voorheen 50/50 procent was. Eén instelling schat de verhouding zelfs op 85/15 procent. Kalverboer: “Oorzaak hiervan lijkt een gebrek aan kennis en handelingsverlegenheid in sommige wijkteams, te weinig nazorg voor jongeren die uitstromen en de afbouw van ingekochte residentiele zorg. Dit duidt erop dat er blijkbaar steeds meer jongeren niet goed genoeg geholpen zijn met het reguliere hulpaanbod. Dat vind ik heel ernstig.”
Interpretatieruimte in de Jeugdwet pakt nadelig uit voor kinderen
Een andere conclusie is dat de interpretatieruimte die de Jeugdwet biedt door de gemeenten en jeugdhulpaanbieders soms op een zodanige wijze wordt ingevuld dat de belangen van kinderen worden geschaad. Voorbeelden hiervan zijn het oneigenlijk gebruik van ‘drang’ door professionals uit het wijkteam om ouders tot medewerking te bewegen. Of het lang inzetten op eigen kracht bij gezinnen voor wie dat middel niet geschikt is. Of het gebruik van toestemmingsverklaringen voor het opvragen, bewaren en delen van persoonsgegevens, als voorwaarde voor jeugdhulp. Deze handelwijzen geven een risico op rechtsongelijkheid en op inperking van de rechtsbescherming van kinderen.
Kinderrechtenverdrag moet basis zijn voor toekenning jeugdhulp
Een oorzaak voor de geconstateerde knelpunten is volgens de Kinderombudsman de manier waarop in wijkteams wordt vastgesteld wat er met het kind aan de hand is en wat het nodig heeft. Kalverboer: “Het is van groot belang dat de zorgbehoefte van het kind bij het toekennen van hulp leidend is. Dat klinkt als een open deur, maar ik vermoed dat jeugdhulpbeslissingen op veel plaatsen nog niet worden genomen in overeenstemming met het VN-kinderrechtenverdrag.” Als de jeugdhulp niet op die manier wordt vastgesteld, bestaat een aanzienlijk risico dat niet de juiste hulp wordt toegekend en geboden.
Ook in 2015 uitte het instituut Kinderombudsman al zorgen over de jeugdhulp. Veel van deze zorgen blijken dus nog steeds actueel. Kalverboer: “Ik zie dat er de afgelopen twee jaar al veel is bereikt. Tegelijk moet ik constateren dat er nog aanzienlijke zorgpunten zijn die geadresseerd moeten worden, in het belang van de kinderen die het betreft. Ik roep alle gemeenten op om op korte termijn voor zichzelf na te gaan in hoeverre de zorgpunten ook voor hen spelen en te werken aan verbeteringen. De rechten van kinderen zoals geformuleerd in het VN-Kinderrechtenverdrag worden op dit moment niet voldoende nageleefd.”