Wanneer een jongere kampt met ernstige opgroei- en opvoedproblemen is soms een zware en intensieve vorm van jeugdhulp met verblijf nodig. Om te voorkomen dat de jongere zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, kan gesloten jeugdhulp worden ingezet. Een jongere kan deze vorm van gespecialiseerde jeugdhulp alleen ontvangen met een machtiging gesloten jeugdhulp van de kinderrechter, ook als hij of zijn ouders instemmen met het verblijf of er zelf om verzoeken. In de gesloten jeugdhulp worden de vrijheden van de jongere ingeperkt. Vandaar dat dit met de nodige juridische waarborgen is omkleed in zowel nationale wetgeving als in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.
In augustus 2015 heeft de Inspectie Jeugdzorg een signalement aan de staatsecretaris van VWS uitgebracht waarin zij aangaf het onaanvaardbaar te vinden dat instellingen voor gesloten jeugdhulp in toenemende mate jongeren opnamen zonder dat de kinderrechter hiertoe een machtiging gesloten jeugdhulp had afgegeven. De inspectie heeft daarom de afgelopen maanden aanvullend onderzoek gedaan om zicht te krijgen op de omvang van deze plaatsingen en om te zien hoe instellingen in de praktijk invulling geven aan de hulpverlening aan deze jongeren.
Bodemeisen
Op basis van het aanvullende onderzoek heeft de Inspectie Jeugdzorg in samenspraak met de Inspectie voor de Gezondheidszorg drie bodemeisen opgesteld voor het verantwoord plaatsen van jongeren zonder rechterlijke machtiging gesloten jeugdhulp (of BOPZ) op een locatie waar gesloten jeugdhulp wordt geboden. Samengevat zijn de bodemeisen:
1) geen vrijheidsontneming bij jongeren zonder rechterlijke machtiging;
2) geen toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen op jongeren zonder rechterlijke machtiging;
3) jongeren zonder rechterlijke machtiging mogen geen getuige zijn van de toepassing van zware vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals vastpakken en vasthouden.
Beoordeling
De inspecties stellen vast dat zeven instellingen aan de bodemeisen voldoen, dat er voor vier instellingen een aandachtspunt is en dat twee instellingen niet aan de bodemeisen voldoen.
Vervolg
De instellingen, die nog niet (geheel) aan de bodemeisen voldoen, hebben inmiddels aangegeven zich te gaan inspannen om zo spoedig mogelijk wel aan de bodemeisen te voldoen.
De vier instellingen met een aandachtspunt hebben inmiddels aan de inspectie aangegeven hoe zij de verbeteringen rond dit aandachtspunt gaan realiseren. Op basis daarvan bepaalt de inspectie het vervolg per instelling.
Van de twee instellingen die niet aan de bodemeisen voldoen heeft één instelling inmiddels een actieplan opgesteld om op korte termijn alsnog te voldoen aan de bodemeisen. Ook de andere instelling heeft aangegeven op korte termijn aan de bodemeisen te willen voldoen. Deze instelling heeft direct een aantal acties uitgezet en komt binnen één maand met een plan van aanpak. Uiterlijk 1 oktober dienen de beide instellingen volledig aan de bodemeisen te voldoen. Daarna beoordelen de inspecties de situatie opnieuw en zullen zo nodig handhavende maatregelen worden genomen.
De inspectie heeft haar onderzoek voor wat betreft de overige instellingen afgesloten. De drie bodemeisen neemt de inspectie op in het toetsingskader Verantwoorde hulp voor jeugd, dat als basis dient voor het toezicht op de instellingen voor gesloten jeugdhulp.
Tijdens het toezicht is de inspecties gebleken dat het voor verschillende partijen onvoldoende duidelijk was onder welke voorwaarden vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming binnen de hulpverlening aan jongeren is toegestaan. Ondermeer omdat er bij de hulp voor jongeren verschillende wettelijke regimes van toepassing kunnen zijn. De inspecties gaan er vanuit dat deze onduidelijkheid door het opstellen van de drie bodemeisen is weggenomen.