Bij ruim 50 procent van de gezinnen waarvan bij Veilig Thuis melding is gemaakt van kindermishandeling of partnergeweld, was de thuissituatie na anderhalf jaar nog alles behalve veilig. Dat blijkt uit meerjarig onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut.
“Daar maak ik mij grote zorgen om. Want we weten ook steeds beter welke schade dat aanricht bij kinderen: traumaklachten, hechtingsproblematiek en emotionele onveiligheid”, aldus wetenschappelijk directeur Majone Steketee van het instituut. De chronische stress veroorzaakt volgens onderzoekers een structurele verandering in de waarneming, in het lichaam (stofwisseling) en in het vormen van netwerken in de hersenen (geheugen en reactiepatronen) van het jonge kind. Dat kan ervoor zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld, later als ze zelf kinderen krijgen, plegers worden. “Het geweld kan zo generaties lang doorgaan. Daarom is het belangrijk om het hele gezin te helpen: de ouders én de kinderen”, aldus Steketee.
Volgens het onderzoek is bij 30 procent van de gezinnen het geweld anderhalf jaar na melding bij Veilig Thuis, gestopt. “Dat het geweld bij 30 procent van de gezinnen is gestopt, is vergeleken met eerdere metingen een mooi resultaat. Maar om gezinnen uit de vicieuze cirkel van geweld te halen blijft maatwerk en een integrale aanpak nodig.” Volgens het onderzoek hebben de gezinnen langdurige en specialistische hulp nodig. Pas als het geweld écht helemaal is gestopt, gaat het beter met ouders en kinderen.
Uit het onderzoek kom ook naar voren dat 50 procent van de kinderen aangeeft geen hulp te krijgen, en 30 procent ook geen steun uit de omgeving ervaart. De meeste kinderen (91 procent) hebben te maken met mishandeling, verwaarlozing of geweld tussen hun ouders.