Robbe begeleidde van 2006 als consultant rond de 250 gemeenten bij de aanbesteding van de huishoudelijke hulp en ongeveer 135 bij het sluiten van contracten voor de Wmo en de Jeugdzorg – ongeveer een kwart van het geheel. Hij heeft ernstige kritiek op de wijze waarop de decentralisaties ‘erdoorheen geduwd zijn’: ‘In het sociaal domein is de democratie min of meer kaltgestellt. Cliënten moeten niet zeuren, zorgaanbieders moeten niet mekkeren en gemeenten moeten niet drammen. De zwakkeren in onze samenleving trekken aan het kortste eind.’
Mooie vergezichten
Onder het nieuwe regime van de jeugdzorg is het naar zijn mening voor ouders moeilijker om de best voorhanden zorg te krijgen. ‘Het zou beter worden, er zou meer maatwerk komen en het kon goedkoper. Ik neem het de landelijke politiek echt kwalijk dat het teveel is gegaan over mooie vergezichten. Er is onvoldoende nagedacht of dat droombeeld haalbaar is, en als je dat al zou willen realiseren, onder welke randvoorwaarden.’ Vooral staatssecretaris Van Rijn valt in zijn ogen veel te verwijten; die heeft zijn systeemverantwoordelijkheid onvoldoende serieus genomen.
Administratieve inrichting
Robbe vindt dat het Rijk van tevoren de administratieve inrichting van de stelselwijziging had moeten voorbereiden. ‘Nu zie je dat gemeenten allemaal hun eigen voorwaarden voor toegang, administratie en bekostiging inrichten. Die had je gewoon centraal kunnen organiseren, om vervolgens gemeenten beleidsinhoudelijk en contractueel meer speelruimte geven voor het regisseren van maatwerk. De discussies gaan nu, in ieder geval in de gesprekken die ik bijwoon, vooral over het regelen van de verantwoording, de facturatie, de gegevensuitwisseling en de privacy. En waar al versimpeld wordt, doen gemeenten dat weer op hun eigen manier. De administratieve lasten blijven zo hetzelfde of worden hoger, en te boeken overhead- en efficiencywinsten worden zo goeddeels teniet gedaan.’
Uitkristalliseren
Gemeenten hebben volgens Robbe bij het inkopen liefst te maken met zo weinig mogelijk zorgaanbieders, uit vrees een teveel aan relaties niet te kunnen managen en controleren. ‘Of ze versimpelen de zorg zonder te kijken naar wat moet worden gedaan om de beoogde resultaten mogelijk te maken.’ Hij hamert erop dat gemeenten niet vooraf het aantal aanbieders beperken, maar dat ‘vloeibaar’ laten: ‘Dat zal zich op termijn uitkristalliseren tot er een bepaald evenwicht komt in de behoefte en het aanbod. Pas dan kan de beoogde innovatie plaatsvinden. Die is dan niet meer door gemeenten gestuurd, maar door de gemeenschap zelf.’