Een asielzoeker met een werkvergunning werkte 24 weken voor de werkgever. Zowel de asielzoeker als zijn werkgever wilden met elkaar verder na het verstrijken van het dienstverband. Het UWV wees de aanvraag voor een nieuwe werkvergunning af, omdat de werknemer dan meer dan de maximaal toegestane 24 weken in een periode van 52 weken zal werken. Na 28 weken wachten ging de werknemer opnieuw aan de slag voor de werkgever met een verleende werkvergunning door het UWV. Ook een nieuwe werkvergunning wees het UWV na deze 24 weken af. Volgens de werkgever en de werknemer is de Nederlandse regelgeving in strijd met de Europese opvangrichtlijn. Daarom vragen ze de rechtbank om een uitspraak.
Toegang tot de arbeidsmarkt
Asielzoekers krijgen volgens de Opvangrichtlijn uiterlijk 9 maanden nadat zij een asielverzoek doen toegang tot de arbeidsmarkt. De lidstaten mogen in nationale wet- en regelgeving bepalen onder welke voorwaarden zij toegang tot de arbeidsmarkt krijgen. De lidstaten moeten ervoor moeten zorgen dat asielzoekers daadwerkelijk toegang tot de arbeidsmarkt hebben. De rechtbank legt ‘daadwerkelijk toegang’ uit als ‘effectieve toegang’. Dat betekent dat de voorwaarden die de lidstaten stellen er niet toe mogen leiden dat deze effectieve toegang onnodig wordt beperkt.
In Nederland mag een asielzoeker in een periode van 52 weken vanaf de start van de werkzaamheden niet meer dan 24 weken werken. Voor werkzaamheden als bijvoorbeeld artiest, musicus en filmmedewerker is deze maximale periode bepaald op 14 weken.
Geen sprake van signaal permanent verblijf in Nederland
Volgens het UWV zou een (verdere) uitbreiding van de mogelijkheden tot werken een signaal kunnen geven dat permanent verblijf in Nederland mogelijk is. Ook zou volgens het UWV de terugkeer van asielzoekers worden bemoeilijkt op het moment dat zij tijdens hun asielprocedure een (langdurige) arbeidsrelatie opbouwen. Dat zou volgens hen in strijd zijn met het doel van de wetgever om een restrictief toelatingsbeleid te voeren.
Daarbij voerde het UWV aan dat door 24 weken als maximum aan te houden er geen recht op een WW-uitkering kan ontstaan. Volgens de rechtbank heeft een asielzoeker bij werkloosheid recht op een WW-uitkering als hij ten minste 26 kalenderweken in een periode van 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan de werkloosheid werkte. Dat recht eindigt zodra de asielzoeker niet langer rechtmatig verblijft in Nederland. Daardoor is volgens de rechtbank geen sprake van een signaal dat permanent verblijf in Nederland mogelijk is.
Werken tijdens asielprocedure bevordert integratie
De rechtbank volgt het UWV niet in zijn standpunt dat de beperking van de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers tot 24 weken in een tijdsbestek van 52 weken rechtvaardig is. Als een asielzoeker tijdens zijn asielprocedure werkt bevordert dit de integratie in Nederland als de asielaanvraag wordt toegekend. Wanneer een aanvraag wordt afgewezen, verblijft de werknemer niet langer rechtmatig in Nederland. Daarmee wordt niet aan de voorwaarden voor de werkvergunning voldaan. Van belemmering van de terugkeer van asielzoekers is volgens de rechtbank daarom geen sprake.
24-weken-eis in strijd met Opvangrichtlijn
De rechtbank oordeelt dat de 24-weken-eis de effectieve toegang tot de arbeidsmarkt onnodig beperkt en daarmee in strijd is met de Opvangrichtlijn. Daarom bepaalt de rechtbank dat deze 24-weken-eis onverbindend is. Het UWV had de aanvragen van werkgever voor een werkvergunning voor de werknemer daarom niet op deze grond mogen afwijzen.