De Raad van State is kritisch over een plan van het kabinet om een asielvergunning voor bepaalde tijd niet meer voor vijf, maar voor drie jaar te verlenen. De Raad twijfelt aan de toegevoegde waarde, aangezien een vergunning nu al “op ieder moment” kan worden ingetrokken. Daarnaast leidt het tot meer “toetsmomenten” bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, wat weer extra kosten en werkdruk met zich meebrengt.
Volgens het kabinet gaat Nederland met de wetswijziging meer in de pas lopen met andere Europese landen, waar een tijdelijke vergunning niet vijf jaar geldig is. Maar volgens de Raad gaat die vergelijking niet op: Nederland hanteert dezelfde soort vergunning voor mensen met een vluchtelingenstatus als mensen die niet voor die status in aanmerking komen.
Andere Europese landen maken wel onderscheid tussen een vluchtelingenstatus en een zogenoemde ‘subsidiaire beschermingsstatus’. In twee derde van de lidstaten krijgen mensen met een vluchtelingenstatus een vergunning van vijf jaar of meer, aldus de Raad.
Niet alleen de IND zal vanwege de wetswijziging met extra werk en kosten te maken krijgen, hetzelfde geldt voor de rechtspraak en de rechtsbijstand. De Raad adviseert het kabinet het wetsvoorstel niet in te dienen bij de Tweede Kamer.
Het verkorten van de duur van de asielvergunning was afgesproken in het regeerakkoord.