Veel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben nog steeds moeite om in Nederland aan het werk te komen. En dit probleem dreigt door de coronacrisis nog groter te worden, waarschuwen het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) na onderzoek.
Op dit moment heeft 61 procent van de mensen met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland werk. Bij de personen zonder migratieachtergrond werkt 69 procent. De verschillen in arbeidsparticipatie tussen personen met en zonder migratieachtergrond zijn daarmee “groot en hardnekkig”, stellen de onderzoekers.
Nieuwkomers, en dan met name asielmigranten, ervaren nog steeds belangrijke obstakels bij de weg naar de arbeidsmarkt. Asielmigranten krijgen bijvoorbeeld pas ondersteuning op dit vlak nadat ze statushouder zijn geworden. Vervolgens moeten ze grotendeels zelf de weg vinden naar taalonderwijs en werk.
“Het loont om deze groep eerder toegang tot de arbeidsmarkt te geven en meer begeleiding te bieden”, vinden het CPB en het SCP. Ook zou het kunnen helpen om bijvoorbeeld financiële prikkels als de kinderopvangtoeslag te verhogen. De onderzoekers denken dat dit waarschijnlijk leidt tot een relatief sterke stijging van de arbeidsparticipatie, met name bij vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond. Verder zouden ook werkgeverssubsidies of anonieme sollicitatieprocedures bij bedrijven kunnen helpen om de verschillen te verkleinen.
Een slechtere arbeidsmarktpositie op basis van migratieachtergrond is volgens de organisaties ongewenst. Dan gaat het niet alleen om inkomen; het kan ook schadelijk zijn voor de gezondheid en voor het gevoel erbij te mogen horen. Voor de Nederlandse economie zou het ook beter zijn als de verschillen kleiner worden. Nu wordt er potentieel van mensen niet benut, aldus het CPB en het SCP.