Uitspraken van de Rechtbanken Oost-Brabant en Gelderland leiden tot onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van hulpmiddelen aan Wlz-geïndiceerden die wonen in geclusterde woonvoorzieningen. In dit bericht geeft de VNG nadere uitleg en advies aan gemeenten.
Onlosmakelijke combinatie van huur- en zorgovereenkomst
De Rechtbank Oost-Brabant en de Rechtbank Gelderland oordeelden op grond van de feiten en omstandigheden dat, ondanks het feit dat de zorg wordt geleverd op basis van een volledig pakket thuis (VPT), er geen sprake is van thuis wonen. De betreffende gemeenten hoefden het specifieke hulpmiddel daarom in principe niet te verstrekken. De onlosmakelijke combinatie van een huur- en zorgovereenkomst was in beide zaken van doorslaggevende betekenis.
Hoger beroep gemeenten bij CRvB
In de uitspraken wordt er ook op gewezen dat gemeenten wel de mogelijkheid hebben om de voorziening te verstrekken, de gemeenten kregen de opdracht om de bij het besluit betrokken belangen zorgvuldig af te wegen en op basis daarvan een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Beide gemeenten hebben hierop hoger beroep aangetekend bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die heeft nog geen uitspraak gedaan.
De uitzondering van artikel 8.6a Wmo
Op grond van artikel 2.3.5. lid 6 van de Wmo kan de gemeente een maatwerkvoorziening weigeren wanneer de cliënt een Wlz-indicatie heeft of daar aanspraak op kan maken. Artikel 8.6a maakt een uitzondering voor Wlz-cliënten die thuis wonen met een VPT, MPT of PGB en een hulpmiddel of woningaanpassing nodig hebben. In die situaties moet de gemeente de hulpmiddelen wel vanuit de Wmo leveren.
Onduidelijkheid over verantwoordelijkheid om hulpmiddelen te verstrekken
Zoals gezegd, heeft de rechter geoordeeld dat wonen in een geclusterde woonvorm met een VPT niet valt onder de definitie van thuis wonen in artikel 8.6a van de Wmo. Daardoor is er onduidelijkheid ontstaan over wie er verantwoordelijk is om hulpmiddelen te verstrekken aan cliënten met een Wlz-indicatie die met een VPT wonen in geclusterde woonvormen. In de Wlz bestaat er op dit moment geen aanspraak om hulpmiddelen te verstrekken in geclusterde woonvormen met een VPT. Wanneer gemeenten de hulpmiddelen niet meer zouden verstrekken, betekent dit dat de cliënt deze hulpmiddelen zelf zou moeten bekostigen. Dit is geen wenselijke situatie.
Continuering bestuurlijke afspraak tussen VNG, VWS en ZN
Vanaf 2020 zijn gemeenten niet meer verantwoordelijk voor de verstrekking van hulpmiddelen aan inwoners die met een Wlz-indicatie met verblijf wonen in een intramurale instelling. In het kader van deze wijziging werd in 2019 de bestuurlijke afspraak gemaakt dat gemeenten voorlopig wel verantwoordelijk blijven voor de verstrekking van hulpmiddelen aan cliënten met een Wlz-indicatie die wonen met een VPT, MPT of PGB.
VNG-advies aan gemeenten
De VNG adviseert gemeenten om zich voorlopig te houden aan deze bestuurlijke afspraak, in ieder geval totdat de CRvB uitspraak heeft gedaan. Wanneer de CRvB de uitspraken van de rechtbanken bevestigt, zal de wetgever het wettelijk kader moeten aanpassen. De VNG heeft voor de tussenliggende tijd met het ministerie van VWS afgesproken dat er onderzoek wordt gedaan naar de verschillende geclusterde woonvormen waarin het VPT/PGB nu worden ingezet en naar de vraag welke consequenties deze woonvormen hebben voor de verstrekking van hulpmiddelen door gemeenten en zorgkantoren. We willen ook inzicht krijgen in het verdienmodel van zorgaanbieders die met VPT/PGB werken.