Kinderen die jeugdzorg nodig hebben wachten gemiddeld ruim tien maanden voordat ze hulp krijgen. Ze wachten op therapie, een diagnose of een plek om te wonen. Dat meldt Stichting Het Vergeten Kind na onderzoek, waaraan 31 kinderen tussen 12 en 21 jaar en 120 hulpverleners deelnamen.
De wachttijden in de jeugdzorg baren hulpverleners en politici al jaren zorgen, geeft de stichting aan, maar concrete cijfers rondom de wachttijden waren tot nu toe niet bekend. Het onderzoek wijst onder meer uit dat 81 procent van de deelnemende kinderen heeft moeten wachten op jeugdzorg.
Ook blijkt dat van de uit huis geplaatste kinderen 56 procent op een minder passende plek moeten wonen, omdat de juiste plek te lang wachten was. Voor de meeste kinderen was het van tevoren onduidelijk hoe lang ze moesten wachten (88 procent) en waarom (56 procent). “Dat maakt de wachttijd extra onzeker”, aldus Het Vergeten Kind.
Van de hulpverleners signaleert 48 procent dat de wachttijden toenemen door (de maatregelen rondom) corona. Bijna alle hulpverleners (98 procent) zien de lange wachttijden als een groot probleem.
In april werd bekend dat gemeenten dit jaar 613 miljoen euro extra van het demissionaire kabinet krijgen om knelpunten in de jeugdzorg aan te pakken. Het Vergeten Kind vreest dat deze eenmalige investering niet meer is dan een pleister op de wond. “Geld is niet de oplossing, wachttijden verdwijnen alleen als de oorzaken structureel aangepakt worden.”
Zo moet er volgens de stichting een nieuwe kijk komen op hulp en de financiering daarvan. “Om kinderen stabiliteit te bieden, is een situatie nodig waarin er plekken over zijn in plaats van te kort. Dat vraagt van gemeenten om niet te betalen per beslapen bed, maar ruim voldoende woonplekken in te kopen en te behouden, bezet of niet.”