De gemeente Rotterdam heeft de bijstandsuitkering van een inwoner van die gemeente ingetrokken. De inwoner had binnen de gestelde termijn geen bankafschriften verstrekt. Daarom had de gemeente de bijstand opgeschort. Dit betekent dat deze inwoner de bijstand niet krijgt uitbetaald, zolang zij geen bankafschriften inlevert. Na een nieuwe termijn had zij nog steeds niets van zich laten horen. De gemeente heeft de bijstand daarom ingetrokken.

De inwoner heeft bezwaar gemaakt tegen de opschorting en de intrekking van bijstand. In de bezwaarfase verstrekt zij alsnog de gevraagde bankafschriften. De gemeente heeft deze stukken niet beoordeeld, omdat de stukken na de gestelde termijn zijn ingeleverd. Het was vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de gemeente bij een intrekking op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet niet verplicht was om deze stukken in de bezwaarfase te beoordelen. Maar de gemeente mocht dit wel al doen.

De CRvB oordeelt nu dat als een bijstandsgerechtigde in bezwaar alsnog de gevraagde stukken inlevert, de gemeente deze stukken in de besluitvorming moet betrekken. De gemeente moet dan een belangenafweging maken. In dit geval mocht de gemeente Rotterdam de intrekking van bijstand niet handhaven omdat de intrekking onevenredig was.

ECLI:NL:CRVB:2023:679