Per saldo komen steeds minder burgers in aanmerking voor een schuldenvrije toekomst. De Nationale ombudsman maakt zich hier ernstig zorgen over. Uit onderzoek blijkt dat burgers die hun weg proberen te vinden naar de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) op verschillende terreinen knelpunten en belemmeringen tegenkomen.
Reinier van Zutphen:” Steeds meer burgers blijven met hun schulden zitten, hebben geen toekomstperspectief en belanden financieel en maatschappelijk – vaak voor lange tijd – op een zijspoor. Door de coronacrisis komen nog veel meer burgers in problematische schulden terecht. Hierdoor zal de behoefte aan een goed toegankelijk Wsnp-traject verder toenemen. Dat maakt de dalende instroom nog alarmerender en moeilijker te accepteren.”
Knelpunten toegang tot Wsnp
Worden burgers wel voldoende op weg geholpen om uit de schulden te kunnen komen? De ombudsman heeft onderzoek gedaan naar de praktische en formele knelpunten die de toegang tot de Wsnp belemmeren.
-
De gemeentelijke schuldhulpverlening
Burgers worden niet altijd voorgelicht over de mogelijkheden van de Wsnp. Of soms schildert een schuldhulpverlener de Wsnp ten onrechte als een kansloze optie af. Ook krijgen burgers niet altijd begeleiding bij het indienen van een Wsnp-verzoek. Terwijl dat voor de meeste burgers te ingewikkeld is. Gemeenten behoren in de toeleiding naar, tijdens en na het Wsnp-traject professionele ondersteuning aan te bieden.
-
De wetgever van de sociale zekerheidswetgeving
Mensen met een zogenaamde ‘fraudeschuld’ bij UWV, SVB of gemeenten worden voor tien jaar uitgesloten van het minnelijk traject. Hierdoor worden niet alleen echte fraudeurs bestraft maar ook burgers die te goeder trouw zijn en een vergissing maken. Volgens de ombudsman zou deze onredelijk lange tienjaarstermijn verkort en gelijkgesteld moeten worden aan de termijn van de goede trouw binnen de Wsnp-regeling (nu vijf jaar). Ook mag een burger verwachten dat deze termijn (en het verbod om mee te werken aan het minnelijk traject) alleen geldt voor terugvorderingen die zijn ontstaan door opzet of grove schuld (met een boete van 75% of hoger). Voor terugvorderingen met een boete van 50% of minder (bij geen opzet/grove schuld of bij verminderde verwijtbaarheid) zouden deze instanties de mogelijkheid moeten krijgen om mee te werken aan het minnelijk traject.
Deze maatregelen zouden veel burgers een snellere route verschaffen naar een schone lei. Het zou het minnelijk traject effectiever maken en veel tijd, geld en moeite besparen.
-
De wetgever van de Wsnp-regeling
Veel schuldenaren kunnen niet voldoen aan de toelatingseisen van de Wsnp. De regeling heeft een strenge en beladen reputatie. Daarom schrikken veel burgers terug en dienen geen verzoek in.
Als een schuldenaar het traject tussentijdse beëindigt, moet hij tien jaar wachten om opnieuw een verzoek in te kunnen indienen. De rechter kan hier niet van afwijken. Hierdoor zitten burgers een onmenselijk lange tijd in de ‘wachtkamer’ van de Wsnp. De ombudsman vindt dat deze tienjaarstermijn moet worden verkort. Daarnaast moet de Wsnp-rechter altijd de ruimte krijgen om maatwerk te leveren en rekening te houden met de omstandigheden en de belangen van de verzoeker. Ook is het wenselijk dat burgers onder voorwaarden toegang kunnen krijgen tot de Wsnp als de gemeente er niet in slaagt om binnen een redelijke termijn (van bijvoorbeeld zes maanden) een minnelijke schuldregeling tot stand te brengen.
-
Schuldenbewindvoerders
Sinds de invoering in 2014 van schuldenbewind hebben veel burgers met problematische schulden bescherming gezocht bij een bewindvoerder. Burgers hebben theoretisch gezien op die manier meer kans om toegelaten te worden tot het minnelijk of wettelijk traject. Zij hebben tenslotte hulp van een bewindvoerder die hun financiële situatie stabiliseert, de administratie op orde brengt en houdt en een aanvraag voor een schuldregeling kan indienen en begeleiden. Toch staan sommige burgers al jaren onder bewind en doet de bewindvoerder niets aan hun schulden. De ombudsman vindt het wenselijk dat bewindvoerders hun cliënten actiever gaan doorgeleiden naar het minnelijk traject zodra dat kan én hiervoor een streefnorm (van bijvoorbeeld twaalf maanden) gaan hanteren. Nauwere samenwerkingsafspraken met de gemeentelijke schuldhulpverlening zijn hiervoor nodig. En ten slotte: ook de kantonrechter aan wie de bewindvoerder periodiek verantwoording moet afleggen zou er ook actief op moeten toezien dat de bewindvoerder voldoende inspanning levert om zijn cliënten een schuldenvrije toekomst te bezorgen.