De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid mocht in 2023 de tijdelijke bescherming van zogenoemde derdelanders in Nederland die daarvóór een tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, eerder beëindigen dan de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf. Dat staat in drie uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2025. De uitspraken zijn het sluitstuk van een juridische procedure waarin de Afdeling bestuursrechtspraak in april 2024 zogenoemde prejudiciële vragen stelde aan het Hof van Justitie in Luxemburg. In zijn arrest van december 2024 heeft het Europese Hof deze vragen beantwoord.

In januari 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak dat uit de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders met een tijdelijk verblijf eindigt op 4 maart 2024. Dit in tegenstelling tot de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en mensen met andere nationaliteiten die in Oekraïne asiel of een permanent verblijf hadden. Dit komt omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had besloten vanaf juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer te verlenen aan derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne. Zij vallen naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak daardoor niet onder het besluit van de Raad van de Europese Unie van oktober 2023, dat de tijdelijke bescherming verlengt tot en met 4 maart 2025. Enkele rechtbanken hebben daarna in rechtszaken over zogenoemde terugkeerbesluiten deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak ter discussie gesteld. Uiteenlopende uitspraken van rechtbanken die hierop volgden, vormden mede aanleiding voor de Afdeling bestuursrechtspraak om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie in Luxemburg.

Arrest Hof van Justitie

Het Europese Hof heeft deze prejudiciële vragen in december 2024. Volgens het Europese Hof kan een EU-lidstaat de tijdelijke bescherming aan derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, eerder beëindigen dan voor Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf aan wie verplicht tijdelijke bescherming is geboden. Het Hof van Justitie in Luxemburg kwam tot dit oordeel, omdat het hier gaat om een zogenoemde facultatieve bescherming. Dit betekent dat een EU-lidstaat niet verplicht is om aan die groep bescherming te bieden, maar hij mag dat wel doen. Dit betekent ook dat een EU‑lidstaat de voor bepaalde groepen vrijwillig geboden bescherming eerder mag beëindigen dan voor de groepen die hij verplicht tijdelijke bescherming moet bieden.

Facultatieve tijdelijke bescherming eindigde op 4 maart 2024

Geheel in lijn met het arrest van het Europese Hof, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak in de drie uitspraken van 23 april dat de tijdelijke bescherming voor de derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne eerder mag stoppen dan voor Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf. De Afdeling bestuursrechtspraak komt opnieuw tot het oordeel dat voor deze groep de tijdelijke bescherming is geëindigd op 4 maart 2024, maar doet dat wel op basis van een andere juridische onderbouwing dan in haar uitspraak van januari 2024.