De bestaanszekerheid moet landelijk worden aangepakt met een centrale rol voor de rijksoverheid. Structureel beleid is nodig om ervoor te zorgen dat mensen kunnen rondkomen en kunnen meedoen aan de maatschappij. De overheid moet daarvoor twee dingen doen: zorgen voor een toereikend inkomen, en zorgen voor een voorspelbaar en toegankelijk stelsel dat uitvoerbaar en houdbaar is. Dat staat in het 2e en afsluitende rapport ‘Een zeker bestaan II’ van de Commissie sociaal minimum.
In juni adviseerde de Commissie sociaal minimum al om het sociaal minimum te verhogen. Vanochtend is het tweede rapport van de Commissie aangeboden aan demissionair minister Carola Schouten voor Armoedebeleid. Dat gebeurde tijdens een drukbezocht symposium in Juliana Plaza in Den Haag.
Commissievoorzitter Godfried Engbersen ging daarbij uitgebreid in op het actuele debat over bestaanszekerheid in Nederland en de adviezen in het 2e rapport van de Commissie om financiële bestaanszekerheid te verbeteren. “Financiële bestaanszekerheid gaat niet alleen om voldoende inkomen, maar het stelsel moet ook voorspelbaarder en toegankelijker, zodat huishoudens ook echt krijgen waar ze recht op hebben.”
De Commissie adviseert om wettelijk vast te leggen dat er iedere 4 jaar een herijking van het sociaal minimum komt. De Commissie is ook van mening dat de wettelijke positie van kinderen moet worden versterkt, bijvoorbeeld door een wettelijk recht op basisvoorzieningen zoals warm water en energie te regelen.
Uit het rapport van de Commissie blijkt dat de verhouding tussen het rijk en de gemeenten niet in balans is door de toename van taken die bij gemeenten zijn belegd. Verschillen tussen gemeenten zijn daardoor te groot geworden. Het kan honderden euro’s per maand verschil maken waar iemand woont. Als 1e stap in het herstel zouden landelijke regelingen toereikend moeten zijn voor het merendeel van de mensen met een inkomen op het sociaal minimum. Ook zou de rijksoverheid een aantal dingen centraal moeten regelen, zoals beschermingsbewind, een aanvullende zorgverzekering of schoollaptop-voorzieningen.
Daarbij is het nodig om eenduidige afspraken te maken over de doelgroep en de hoogte van lokale voorzieningen, zodat iedereen gelijk wordt behandeld, ongeacht de woonplaats. Bovendien moeten gemeenten alleen in uitzonderlijke gevallen extra taken krijgen, omdat zij al overbelast zijn. Gemeenten kunnen zich dan focussen op individueel maatwerk.
De overheid moet een realistisch mensbeeld hebben bij het aan werk helpen van mensen. Wie kan werken, krijgt hulp bij het vinden van een baan. Om de overgang van bijstand naar werk te vergemakkelijken, wil de Commissie de regels voor bijverdienen flexibeler maken. Voor mensen die niet kunnen werken, moeten er mogelijkheden zijn voor beschut werk of andere zinvolle activiteiten.
Het kabinet moet ook aan de slag met een grondige herziening van het toeslagenstelsel, met een focus op zekerheid. De Commissie formuleert daarvoor een aantal uitgangspunten.
Tot slot stelt de Commissie dat er voor het bieden van bestaanszekerheid ook beleid nodig is op terreinen die buiten de opdracht van de Commissie vallen, zoals schuldhulpverlening, woningmarktbeleid en gezondheidszorg.
De Commissie sociaal minimum bestaat uit elf leden, allen deskundig op het gebied van de sociale zekerheid, sociaal-economische, fiscale-, juridische vraagstukken en is in juli 2022 ingesteld na een aangenomen motie van Tweede Kamerlid Omtzigt. De opdracht van minister Schouten was te onderzoeken wat verschillende huishoudtypen nodig hebben om rond te kunnen komen en om mee te kunnen doen aan de maatschappij, en om onderzoek te doen naar het stelsel. Daarvoor heeft de Commissie dankbaar gebruik gemaakt van gesprekken met burgers, maatschappelijke organisatie en uitvoeringsorganisaties.
Ter ondersteuning van het rapport heeft de Commissie opdracht gegeven aan SEO Economisch Onderzoek om een internationale landenstudie uit te voeren naar stelsels van sociaal minimum. Deze studie is hier te vinden.