De nareisbeperking die het kabinet heeft ingevoerd om de instroom van familieleden van toegelaten asielzoekers tijdelijk te beperken, kent geen wettelijke basis. Dat concludeert de voorzieningenrechter in Haarlem.
In een zaak over een Syrische vrouw die in Nederland een asielvergunning heeft gekregen, bepaalt de voorzieningenrechter nu dat haar Syrische gezinsleden meteen moeten worden toegelaten in Nederland. Zij hoeven niet eerst een half jaar te wachten.
De gezinsleden verblijven op dit moment in Soedan op een tijdelijk visum dat deze week afloopt. De vrouw heeft een asielvergunning in Nederland gekregen. Haar kinderen krijgen door de nareismaatregel pas in april volgend jaar een zogenoemde machtiging tot voorlopig verblijf, tenzij zij eerder zelf geschikte woonruimte in Nederland vinden. De gezinsleden hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en wachten een nieuwe beslissing van de staatssecretaris af. Intussen spanden de gezinsleden een rechtszaak aan.
De rechter is het niet eens met het betoog van staatssecretaris Eric van der Burg dat de nareisbeperking een feitelijke mededeling is waarvoor geen wettelijke basis nodig is. De rechter oordeelt ook dat de nareismaatregel in strijd is met de Nederlandse Vreemdelingenwet en twee bepalingen in de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn.
De rechter vindt het belang van de vrouw en vooral van de zes minderjarige kinderen om nu spoedig met hun moeder te worden herenigd “zwaarder wegen dan het belang van de staatssecretaris om de opvangcrisis het hoofd te bieden”. De rechter bepaalt dat de echtgenoot en de kinderen binnen 24 uur hun machtiging tot voorlopig verblijf moeten krijgen. Daarmee kunnen zij naar Nederland komen.