De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft vandaag uitspraak gedaan in een zaak die was aangespannen tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak ging over een nieuwe regeling die gezinshereniging voor asielzoekers vertraagt (de zogeheten ‘nareismaatregel’). De eisende partij, een Turkse statushouder, heeft hierin gelijk gekregen. Hij mag zijn gezin laten overkomen naar Nederland.
De man is politiek vluchteling en heeft daarom eind januari 2022 een verblijfsvergunning gekregen. Hij wil herenigd worden met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Daarvoor heeft de staatssecretaris ook toestemming gegeven. Zijn gezinsleden moeten door het nieuwe beleid echter zes maanden langer wachten voor ze naar Nederland mogen komen. De coalitie sloot eind augustus een asielakkoord om de opvangcrisis op korte termijn op te lossen en kondigde een pakket maatregelen aan waar de nareismaatregel deel van uitmaakt.
De vertraging van zes maanden geldt overigens niet als ze eerder een woning hebben waarin het gezin kan wonen. De nieuwe maatregel is onder meer ingevoerd omdat mensen die al in het bezit zijn van een verblijfsstatus maar moeilijk kunnen doorstromen van hun opvangcentrum naar reguliere huisvesting vanwege de krapte op de woningmarkt.
In strijd met de wet
De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe regeling van het kabinet in strijd is met de Nederlandse vreemdelingenwet, de Gezinsherenigingsrichtlijn, het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, het Handvest van grondrechten van de Europese Unie en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Daarom moet aan de gezinsleden van de man een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) worden verstrekt. Dat is soort visum waarmee toestemming wordt gegeven om Nederland in te reizen.
Dit is de eerste keer dat de rechtbank een eindoordeel geeft over een besluit op grond van de nareismaatregel. Op 5 december 2022 heeft de voorzieningenrechter in Haarlem ook al een uitspraak gedaan over de nareismaatregel, dat was een voorlopig oordeel.
ECLI:NL:RBDHA:2022:13902
Bron: rechtspraak.nl