Gemiddeld gaan we er dit jaar zo’n 40 euro per maand op achteruit. Dit blijkt uit nieuwe koopkrachtberekeningen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Het Nibud ziet dat alle voorbeeldhuishoudens inleveren. De dalingen variëren van -0,5 procent tot -1,9 procent. In euro’s varieert het van min 9 euro tot min 116 euro.
Het instituut was in september al somber over de koopkracht, en zag aankomen dat het nog negatiever zou worden. Maar de plotseling sterke stijging van de energieprijzen heeft een veel sterkere daling van de koopkracht gebracht dan het Nibud in september kon voorzien. Nibud-directeur Arjan Vliegenthart: “We zien dat grote groepen huishoudens iedere maand tientallen euro’s minder te besteden hebben. Dat is des te nijpender voor de meer dan twee miljoen huishoudens die zich nu al suf budgetteren om alle rekeningen betaald te krijgen. Deze koopkrachtdaling maakt het voor hen nog veel lastiger. Velen krijgen deze week een loonstrookje waarbij het netto salaris hoger is dan wat ze vorig jaar kregen, en toch vliegt het geld sneller de portemonnee uit.”
Zonder loonstijging ruim 200 euro minder te besteden
Huishoudens die hun loon niet zien stijgen, moeten rekening houden met een koopkrachtdaling die kan oplopen tot ruim 200 euro per maand. De grootste boosdoener is de hoge inflatie, met als belangrijkste onderdeel de sterk gestegen energieprijzen. Het Nibud heeft gerekend met een inflatiecijfer van 3 procent, die DNB verwacht voor dit jaar. Hoe de inflatie zich daadwerkelijk zal ontwikkelen is echter nog erg onzeker. Als de inflatie nog verder oploopt, zullen mensen nog minder in de portemonnee overhouden. Het Nibud adviseert mensen zich niet rijker te rekenen dan ze zijn. Het kan verraderlijk zijn deze week blij te zijn als je ziet dat je nettoloon hoger is dan in 2021. Nibud-directeur Arjan Vliegenthart: “Het is schijn dan te denken dat je ook meer te besteden hebt, want het hogere salaris verdwijnt na een paar keer boodschappen doen door de hogere prijzen in de supermarkt.”
Gemeenten, maak werk van de 200 euro energiecompensatie
Het Nibud maakt zich vooral zorgen over de lage inkomensgroepen. Velen van hen, zoals diegenen met een bijstandsuitkering en mensen met een hoge huur, zitten structureel klem. Maar ook voor ouderen met alleen AOW en een klein pensioen is deze koopkrachtdaling zwaar. Zij komen vaak al moeilijk rond vanwege hoge zorg- en energiekosten en hebben weinig tot geen ruimte om deze prijsstijgingen te betalen.
De lagere belasting op de energie compenseert een deel en zit al in deze koopkrachtcijfers verwerkt. Daarnaast kunnen huishoudens met een laag inkomen van de gemeente een extra tegemoetkoming van 200 euro krijgen voor de energiekosten. Deze tegemoetkoming is onvoldoende om de gehele koopkrachtdaling mee op te vangen, maar desalniettemin hard nodig. Het Nibud adviseert gemeenten echt vaart te maken met deze compensatie. Tegelijkertijd raadt het Nibud huishoudens die moeilijk rondkomen aan om contact op te nemen met de gemeente om te kijken of zij in aanmerking kunnen komen. Arjan Vliegenthart: “Inkomensondersteuning is voor deze groepen nu echt een must. Het moet voor mensen veel makkelijker gemaakt worden om die te krijgen, zonder dat ze zich door een oerwoud van ingewikkelde regels voor diverse toeslagen en andere potjes hoeven te worstelen.”
Coalitieakkoord
Deze nieuwe koopkrachtcijfers vormen voor het Nibud de basis voor het doorrekenen van het coalitieakkoord. Het Nibud is momenteel bezig om te berekenen wat de plannen van het nieuwe kabinet betekenen voor de huishoudportemonnee in de komende jaren. Arjan Vliegenthart: “Op papier ziet het er hoopgevend uit, vooral de extra aandacht voor de laagste inkomens, zoals de verhoging van het minimumloon en de bijstandsuitkering. Ook wil het nieuwe kabinet werk maken van versimpeling van de toeslagen. Maar het belangrijkste is natuurlijk om te zien wat het echt in de portemonnee betekent. Niet kunnen rondkomen geeft zoveel stress en problemen op vele andere vlakken in de samenleving. Daarom is het heel belangrijk dat er goed wordt gekeken of het beleid voor de huishoudportemonnee goed is.”