Omzien naar elkaar. Het is niet zomaar de titel van het huidige coalitieakkoord. Het is ook de gedachte achter aanpak van de Participatiewet die minister Schouten op 21 juni heeft gepresenteerd. Met haar plannen zet ze de eerste stappen op weg naar een wet met een menselijker maat die leidt naar wat die zegt: participatie.
Binnen redelijkheid giften mogen ontvangen. Naast de uitkering voor een langere periode wat bijverdienen als opstap naar werk. Aanspraak maken op een budget om schommelende inkomsten per maand aan te vullen. Gegevensuitwisseling vergemakkelijken zodat mensen niet telkens hun gegevens opnieuw moeten delen. Het zijn enkele voorstellen die minister Schouten doet in haar beleidsplan ‘Participatiewet in balans’.
Aanleiding is de huidige Participatiewet, met als doel om mee te doen in de samenleving en waar mogelijk op de arbeidsmarkt, die door de jaren heen uit balans is geraakt. “Bij hulp richting bijstandsgerechtigden zijn we te veel uitgegaan van hoe het moet in plaats van hoe het kan. We hebben met de beste intenties een wet opgesteld die te strikt is geformuleerd. Die uitging van een rationeel calculerende burger die alles overziet. Maar complexe regels maken dat heel moeilijk, wat in de praktijk soms hard uitwerkt.”
Boete op compassie verleden tijd
Met een ander mensbeeld is minister Schouten naar de wet gaan kijken. Met in de hand een uitgebreide analyse van de wet die het afgelopen jaar is uitgevoerd in samenwerking met vakbonden, werkgevers, gemeenten en bijstandsgerechtigden zelf. Uit het rapport blijkt dat zowel professionals als de bijstandsgerechtigden de wet soms hard vinden uitpakken. Te strikte regels kunnen het leven van iemand in de bijstand behoorlijk ingewikkeld maken.
“Er zijn veel verplichtingen waaraan je moet voldoen. En hulp van vrienden en familie wordt afgestraft, een zogezegde boete op compassie,” stelt Schouten. “Ook zelf hulp aanbieden door iemand in nood tijdelijk onderdak te bieden, kan gevolgen hebben voor jouw uitkering. Net als het verlenen van mantelzorg. Als omzien naar elkaar niet meer kan, wordt het een heel kille samenleving. Tijd dus voor aanpassing, zodat de menselijke maat terugkomt en iedereen kan meedoen naar vermogen.”