Een op de vijf gezinnen die gebruik maken van jeugdzorg, maken ook gebruik van andere sociaal domein voorzieningen, zoals de bijstand (Participatiewet) of dagbesteding (Wet maatschappelijke ondersteuning). Dit noemen we multigebruikhuishoudens. De kwaliteit van leven in deze gezinnen is beduidend lager dan in overige gezinnen.
In multigebruikhuishoudens hebben de ouders vaak minder hulpbronnen, zoals een goede opleiding, werk en inkomen en een goede gezondheid, dan ouders in gezinnen waarin alleen gebruik gemaakt wordt van jeugdzorg. Vooral de huishoudens die naast jeugdzorg ook gebruik maken van een voorziening uit de Participatiewet (meestal is dit bijstand) springen er in negatieve zin uit. Zij rapporteren de meeste problemen en vormen een extra kwetsbare groep.
Ouders uit deze groep multigebruikhuishoudens scoren slecht op aspecten als tevredenheid met het leven, sociale contacten, dagelijkse bezigheden en eenzaamheid. Ze stuiten vaker op problemen met bijvoorbeeld financiën, het zelfstandig voeren van een huishouden of opvoeding, maar kunnen ook worstelen met problemen als laaggeletterdheid of een ontbrekend sociaal netwerk.
De multigebruikhuishoudens vormen voor gemeenten een groep waarvoor specifieke aandacht nodig is om te voorkomen dat problemen binnen deze gezinnen verder escaleren. De verwachting is dat door de crisis – en als gevolg de toenemende werkloosheid – het gebruik van bijstand toe zal nemen, waardoor er nieuwe multigebruikhuishoudens bij zullen komen. Een kans bij de hulp aan deze huishoudens kan zijn dat juist hier een integrale aanpak mogelijk is, omdat het multigebruik betrekking heeft op voorzieningen die allemaal onder de verantwoordelijkheid van gemeenten vallen.
Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van de SCP-publicatie Leefsituatie van ouders met kinderen in de jeugdzorg die vandaag verschijnt. Vanwege de beschikbaarheid en mogelijkheden tot onderlinge koppeling van databestanden hebben de landelijke gegevens met name betrekking op het kalenderjaar 2017.