Het aantal verzoeken voor uithuisplaatsingen door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is vorig jaar gedaald, meldt de overheidsinstantie. Afgelopen jaar werden rechters ruim 1500 keer verzocht een kind uit huis te plaatsen, in 2021 gebeurde dit bijna 2000 keer. De RvdK zegt het altijd als laatste redmiddel te gebruiken en zich nu meer dan voorheen te richten op het voorkomen van uithuisplaatsingen.
Directeur Theo Lodder stelt dat de RvdK steeds vaker nauw samenwerkt met andere partijen in de kinder- en gezinsbescherming voor een oplossing waarbij een kind veilig bij de ouders kan blijven wonen. “Deze daling in verzoeken voor een kinderbeschermingsmaatregel kan erop wijzen dat dit vruchten afwerpt”, zegt hij.
Gebrek aan passende hulp
Tegelijkertijd denkt Lodder dat ook het gebrek aan passende hulp binnen de hele jeugdbescherming een rol speelt bij het dalend aantal verzoeken voor een kinderbeschermingsmaatregel. “Wij komen in gezinnen waar de problemen groot zijn en hulp hard nodig is, maar niet voorhanden. Dat stelt onze medewerkers, die zich dagelijks inzetten voor het welzijn van kinderen en hun gezinnen, voor enorme dilemma’s. Wij horen van onze raadsonderzoekers dat zij terughoudender zijn met het vragen van een kinderbeschermingsmaatregel omdat ze weten dat er geen jeugdbeschermer beschikbaar is. Dan wordt langer vrijwillige hulp geboden, wellicht ook aan gezinnen waar, gezien de ernst en duur van de problematiek, eigenlijk ingegrepen had moeten worden. Dat baart ons zorgen en het is daarom belangrijk dat we samen met de jeugdbescherming op zoek gaan naar de oorzaken van de daling van het aantal verzoeken voor een kinderbeschermingsmaatregel.“