Het huidige kabinet heeft naar aanleiding van de maatschappelijke en politieke roep een verkenning gedaan naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Verschillende opties zijn verkend. De meest vergaande, afschaffing, is ook in kaart gebracht. Alle opties uit de verkenning zijn, gelet op de demissionaire status, neutraal aan de Kamer en het nieuw te vormen kabinet verzonden.
In Nederland kennen we een sociaal vangnet voor degenen die tijdelijk niet zelfstandig in hun inkomen kunnen voorzien. Deze mensen ontvangen dan een bijstandsuitkering om in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud van henzelf en hun gezin te kunnen voorzien. Als in dat gezin de kinderen de leeftijd van 21 jaar bereiken, krijgt de bijstandsgerechtigde een lagere uitkering omdat kosten gedeeld kunnen worden. Dit heet de kostendelersnorm. Vanaf 21 jaar kunnen kinderen zelf ook bijdragen aan het huishouden. Door inkomsten van dit gezinslid, dat binnenkomt via een baan of een eigen (vanaf 21 jaar volledige) uitkering, is er per gezinslid niet een volledige uitkering nodig om in het nodige levensonderhoud te voorzien. Men deelt immers in de kosten, de kostendelersnorm.
Deze vermindering van bijstand komt ook voort uit de gedachte dat het ‘stapelen’ van uitkeringen kan leiden tot een dusdanig hoog totaalinkomen dat werken niet meer loont. Als er op een huishouden drie mensen zouden zijn met een bijstandsuitkering, bijvoorbeeld de vader en zijn twee thuiswonenden 21-jarige zoon en 23-jarige dochter, kan het totaal inkomen zonder kostendelersnorm uitkomen op € 3.225,- netto per maand. Dit is ongeveer 38.700 euro netto per jaar, en ligt daarmee in 2020 hoger dan het bruto-modaal inkomen volgens de meest recente inzichten van het CPB (CEP-raming: 36.000 euro bruto). De kostendelersnorm zorgt voor ‘deling van de kost’ door gemeenschapsgeld en maakt dan werken gaat lonen
Maatschappelijke en politieke discussie
Gelijktijdig zien we ook dat er veel discussie is ontstaan over de zogenoemde kostendelersnorm. Uit onderzoek van Significant APE, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, blijkt dat het aantal jongeren uit bijstandsgezinnen die het huis verlaten zodra zij 21 jaar worden, sinds 2015 sterker is gestegen in vergelijking met jongeren uit niet-bijstandsgezinnen. In gesprekken met gemeenten en maatschappelijke organisaties is naar voren gekomen dat het erop lijkt dat 21-jarigen sneller uit huis gaan, omdat de ouders geen terugval in hun bijstandsuitkering willen omdat zij bang zijn dat ze de vaste lasten niet meer kunnen betalen. De 21-jarigen komen op hun beurt weer in een financieel lastige positie omdat ze het zelf moeten redden, wat kan leiden tot eigen financiële problemen en problemen op de woningmarkt door toenemende vraag naar huizen.
Toenmalig staatssecretaris Bas van ’t Wout nam deze argumenten zeer serieus en kondigde begin van dit jaar een verkenning aan naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Een open vraag lag voor: zijn er mogelijkheden om de kostendelersnorm anders vorm te geven? In deze verkenning zijn vijf alternatieven onder de loep genomen, die worden beschreven in bijgevoegde brief van minister Wouter Koolmees.
De verkenning wordt, gelet op de demissionaire status van het huidige kabinet, neutraal voorgelegd aan de Tweede Kamer. Het is nu aan de Kamer en aan het nieuw te vormen Kabinet om met deze verkenning onder de arm te zoeken naar een eventueel nieuwe vorm van de kostendelersnorm die recht doet aan de gedachte om enerzijds iedereen die dat nodig heeft een goed vangnet te bieden en anderzijds ervoor te zorgen dat werken ook daadwerkelijk loont.