Mensen met een lichamelijke beperking participeren minder in het publieke leven, dan mensen zonder lichamelijke beperking. Ze ervaren ook minder mogelijkheden om hun leven in te richten zoals zij dat zelf willen. Van een samenleving waaraan iedereen ‘op voet van gelijkheid’ kan deelnemen, is dan ook nog geen sprake, terwijl Nederland zich hier met de ratificatie van het VN-verdrag Handicap in 2016 wel aan committeerde. De oorzaken liggen niet alleen in de fysieke toegankelijkheid van publieke plekken, maar ook in vooroordelen en de manier waarop mensen behandeld worden. Verder spelen hulpmiddelen en financiële middelen een belangrijke rol. Hier ligt niet alleen een taak voor de (lokale) overheid en publieke organisaties, maar ook voor bedrijfsleven, verenigingen en de samenleving als geheel. Dit blijkt uit de SCP-publicatie Lang niet toegankelijk. Ervaringen van Nederlanders met een lichamelijke beperking als spiegel van de samenleving.
Toegankelijkheid is meer dan een fysieke opdracht
Terwijl supermarkten, overheidsgebouwen en online plekken vaak praktisch goed toegankelijk zijn, zijn sportclubs, horecagelegenheden en kleinere winkels dat vaak niet, onder andere doordat ze te krap zijn en weinig gericht op toegankelijkheid. Ook de openbare ruimte is niet goed toegankelijk omdat wisselende obstakels zorgen voor onvoorspelbaarheid en (een gevoel van) onveiligheid. Vooral in binnensteden zijn stoepen en pleinen moeilijk begaanbaar door historische bestrating en drukte. Naast fysieke barrières, zijn ook mensen van cruciale betekenis voor toegankelijke plekken.
Onbewuste uitsluiting
Vooral in de openbare ruimte of horecagelegenheden worden mensen met een lichamelijke beperking regelmatig onprettig behandeld. Dit kan gaan om starende blikken, ongeduld, respectloze opmerkingen of vragen en zelfs schelden. Deze vormen van uitsluiting lijken vaak onbedoeld en voort te komen uit vooroordelen en ongemak. Ook van medewerkers, bijvoorbeeld van winkels, theaters en sportscholen, is de bejegening niet altijd plezierig of correct. Geïnterviewden geven aan dat ze genegeerd worden, neerbuigend worden toegesproken of weinig bereidheid ervaren tot het doen van aanpassingen. Hier speelt weinig bewustzijn van het recht op gelijkwaardige deelname een rol.
Ontoegankelijkheid werkt ingrijpend door in het leven
Op het oog kleine hindernissen hebben vaak grote sociale gevolgen bij het bezoek aan plekken. Het beperkte aantal rolstoelplaatsen in theaters bijvoorbeeld, betekent niet alleen vroeg boeken, maar vaak ook dat bezoekers niet bij hun gezelschap kunnen zitten. Bovendien betekent slechte toegankelijkheid dat de beperking meer opvalt en dat mensen afhankelijk zijn van anderen voor hulp, wat de persoon met de beperking in een ongelijkwaardige positie brengt. Als gevolg van ontoegankelijkheid verrichten mensen met een lichamelijke beperking veel extra werk, om activiteiten voor te bereiden en te ondernemen. Ook verrichten ze veel emotioneel werk. Het wegnemen van vooroordelen, incasseren van uitsluiting en het opkomen voor jezelf kost energie en gaat gepaard met gevoelens van frustratie en ongelijkwaardigheid.
Ligt het VN-verdrag Handicap op koers?
Sinds het VN-verdrag Handicap van kracht werd, kwam er meer aandacht voor toegankelijkheid en werden ervaringsdeskundigen vaker betrokken. Of de toegankelijkheid van het publieke leven hierdoor verbeterde valt nog niet te zeggen. Daadwerkelijke verbeteringen in toegankelijkheid stranden echter nog vaak. Hierbij speelt mee dat het beleid vrijblijvend is en dat goed zicht op concrete aspecten van toegankelijkheid ontbreekt. Ook zijn er ontwikkelingen die negatief kunnen uitpakken, zoals het autoluw maken van binnensteden en de opkomst van deelscooters.
Gelijkwaardige deelname is daarbij niet alleen afhankelijk bij de toegankelijkheid van publieke plekken. Veel deelnemers hebben weinig financiële middelen, omdat zij weinig inkomsten hebben en extra kosten maken. Ook het lang wachten op, of niet verkrijgen van passende hulp- en vervoersmiddelen vormen belemmeringen. Het contact met uitvoeringsorganisaties bij het aanvragen van hulpmiddelen, aanpassingen en uitkeringen, ervaren geïnterviewden als zeer moeizaam.