Door een wetswijziging wordt het college van burgermeester en wethouders per 1 april 2021 verantwoordelijk voor de afvoer en opslag van ontruimde inboedels van woningen.
Het college draagt ten laste van de executant, zorg voor het meevoeren en opslaan van de roerende zaken die zich in de tot bewoning bestemde ontruimde onroerende zaak bevonden. De artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van deze taak heeft de VNG een handreiking opgesteld.
Deze is uitgewerkt samen met gemeenten en in afstemming met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en de Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD). De handreiking biedt gemeenten praktische handvatten voor de uitvoering van de wet en de afstemming met lokale partners.
Op 1 oktober 2020 trad de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in werking, in verband met de herziening van het beslag- en executierecht. Bij de behandeling van de wetswijziging is op het laatste moment een amendement ingebracht en aangenomen. Als gevolg daarvan draagt het college, conform het nieuwe lid 3 van artikel 556 Rv, zorg voor de afvoer en opslag van ontruimingen inboedels van woningen, ten laste van de executant. De gedwongen ontruiming geschiedt door een gerechtsdeurwaarder. Deze kan zich doen bijstaan door een of twee getuigen, wier naam en woonplaats hij in dat geval in zijn proces-verbaal zal vermelden en die dit stuk mede zullen tekenen.
De wetswijziging zorgt voor een nieuwe verplichting voor gemeenten
De VNG heeft gepleit voor uitstel van inwerkingtreding van deze nieuwe verplichting voor gemeenten om gemeenten de tijd te geven zich hierop te kunnen voorbereiden. Hierdoor treedt deze verplichting nu op 1 april 2021 in werking.