Het eindrapport ‘Evaluatie passend onderwijs’ laat zien laat zien dat de organisatie van de extra ondersteuning is verbeterd. Voor leraren en ouders heeft de stelselwijziging echter minder opgeleverd dan gedacht. En het effect op leerlingen en studenten is niet goed vast te stellen.
Kort samengevat concludeert het rapport het volgende:
De overheid kan meer helderheid bieden over de doelgroep van passend onderwijs, over de doelen (voor met name leerlingen) en over de gewenste langetermijnontwikkeling (bijvoorbeeld: zijn speciale klassen in het regulier onderwijs een streefbeeld of vormen ze een tussenstap op een lange weg naar inclusiever onderwijs?). Daarnaast kan het beleid sturen op de randvoorwaarden voor passend onderwijs: adequate toerusting en facilitering van zowel leraren als schoolleiders (de laatsten omdat ondersteuning van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften ook iets vraagt van de héle schoolorganisatie).
Tot slot is passend onderwijs een ontwikkeling die lerend vermogen vereist op alle niveaus: dat van de school, het samenwerkingsverband en het stelsel. Een belangrijke voorwaarde om te leren, is de hierboven genoemde helderheid over passend onderwijs. Een andere belangrijke voorwaarde is adequate informatie verzamelen over passend onderwijs – monitoring dus. In dit licht is het zorgelijk dat maatregelen ontbreken om te kunnen achterhalen welke leerlingen extra ondersteuning krijgen.