Er is voor het eerst een akkoord gehomologeerd onder de nieuwe ‘Wet homologatie onderhands akkoord’ (WHOA). Dit onderdeel van de faillissementswet geldt sinds 1 januari 2021 en moet voorkomen dat een bedrijf failliet wordt verklaard terwijl het nog wel (deels) levensvatbaar is. Ondernemingen, hun schuldeisers en aandeelhouders kunnen bij een dreigend faillissement een bindend onderhands akkoord sluiten waarbij de schulden komen te vervallen na betaling van een deel daarvan. Als de rechtbank het akkoord goedkeurt, geldt het voor alle schuldeisers. Dat betekent dat schuldeisers die oorspronkelijk niet met het akkoord hadden ingestemd, gedwongen worden het akkoord te accepteren en genoegen moeten nemen met betaling van slechts een deel van hun vordering. De rechtbank zal het akkoord alleen goedkeuren als het voldoet aan allerlei voorwaarden die de WHOA aan zo’n akkoord stelt.

De zaak

In de zaak die de rechtbank heeft behandeld ging het om een bedrijf dat lichtshows verzorgt bij hele grote evenementen zoals (muziek)festivals. Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de door de overheid genomen maatregelen, is het bedrijf per 15 maart 2020 direct stilgevallen. Daarvóór was het een winstgevend bedrijf. Het bedrijf heeft een reorganisatie doorgevoerd maar kan nu haar schuldeisers niet meer betalen. De bank is bereid het bedrijf een lening te geven waarmee een klein deel van de schulden kan worden afgelost. Het bedrijf heeft de schuldeisers gevraagd de schulden weg te strepen tegen betaling van een deel van de schuld (het akkoord). De meeste schuldeisers wilden daaraan meewerken, maar niet allemaal. Het bedrijf heeft de rechtbank daarom gevraagd het akkoord goed te keuren en de weigerende schuldeisers dus te dwingen mee te werken.

Oordeel van de rechtbank

In de nieuwe wet is bepaald dat de rechtbank het akkoord goedkeurt, tenzij er sprake is van één van de redenen die de wet noemt om het akkoord af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er in deze zaak geen reden is om het akkoord af te wijzen, omdat het bedrijf aan alle voorwaarden heeft voldaan. Het bedrijf heeft voldoende informatie aangeleverd over haar financiële situatie en alle schuldeisers zijn op de hoogte gesteld van het akkoord en konden daarover hun mening geven. De rechtbank vindt het aannemelijk dat het bedrijf haar schulden niet meer kan betalen en dat zij zonder het akkoord failliet zal gaan. De verwachting is dat schuldeisers bij een akkoord meer geld zullen ontvangen en dus beter af zijn dan bij een faillissement van het bedrijf. De rechtbank heeft het akkoord daarom goedgekeurd. Wel heeft de rechtbank geoordeeld dat de manier waarop de verzoeken zijn ingediend anders had gemoeten.

Uitspraak